Verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740
Voor het uitvoeren van een milieuhygiënisch bodemonderzoek wordt in Nederland de norm NEN 5740 gebruikt. Een onderzoek dat volgens deze norm is uitgevoerd heet een verkennend bodemonderzoek. Een dergelijk bodemonderzoek is bijvoorbeeld nodig bij een aanvraag om een omgevingsvergunning activiteit bouwen (een bouwvergunning). De NEN 5740 uit 2009 heeft een wijzigingsblad uit 2016 met als belangrijke wijziging het toevoegen van onderzoeksstrategieën voor lijnvormige elementen.
Vooronderzoek
Voor het vooronderzoek is een separate norm opgesteld, NEN 5725. Vooronderzoek volgens deze norm wordt voorgeschreven in de NEN 5740 en het is dus een verplichting bij elk bodemonderzoek om een vooronderzoek uit te voeren. Afhankelijk van het doel waarvoor het vooronderzoek gebruikt gaat worden, kan het vooronderzoek op drie verschillende niveaus worden uitgevoerd:
- Beperkt vooronderzoek
- Standaard vooronderzoek
- Uitgebreid vooronderzoek
Voor een bouwvergunning moet een standaard vooronderzoek worden uitgevoerd. Het vooronderzoek gaat niet alleen over het te onderzoeken stukje grond maar ook over de directe omgeving. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde:
- Voormalige activiteiten welke de bodemkwaliteit beïnvloed kunnen hebben.
- Huidige activiteiten die de bodemkwaliteit kunnen beïnvloeden.
- Het toekomstig bodemgebruik om te bepalen of de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
- De bodemopbouw en geohydrologische situatie. Hierdoor kan bepaald worden waar monstername moet plaatsvinden.
- (Financieel-)juridische aspecten. Wie is de eigenaar en/of de gebruiker van een perceel, wie is de (vermoedelijke) veroorzaker van verontreiniging, enzovoorts.
Onderzoekshypothese
Op basis van de informatie die bij het vooronderzoek verzameld is wordt een hypothese opgesteld of verontreiniging aanwezig is en zo ja, hoe deze zich in de bodem bevindt. De volgende onderzoekshypothese worden onderscheiden in de NEN 5740:
- Onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV)
- Onderzoeksstrategie voor een lijnvormige onverdachte locatie (ONV-L)
- Onderzoeksstrategie voor een grootschalige onverdachte locatie (ONV-GR) (gelijksoortig en extensief gebruik, weinig tot geen bebouwing)
- Onderzoeksstrategie voor een lijnvormigegrootschalige onverdachte locatie (ONV-GR-L) (gelijksoortig en extensief gebruik, weinig tot geen bebouwing)
- Onderzoeksstrategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern (VEP)
- Onderzoeksstrategie voor een verdachte locatie met één of meer ondergrondse opslagtanks (VEP-OO)
- Onderzoeksstrategie voor een verdachte locatie, diffuse bodembelasting, homogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming (VED-HO)
- Onderzoeksstrategie voor een lijnvormige verdachte locatie, diffuse bodembelasting, homogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming (VED-HO-L)
- Onderzoeksstrategie voor een verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming (VED-HE)
- Onderzoeksstrategie voor een lijnvormige verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming (VED-HE-L)
- Onderzoeksstrategie bij een onbekende bodembelasting (ONB)
- Onderzoeksstrategie vaststelling nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting (NUL)
- Onderzoeksstrategie vaststelling nulsituatie bij een toekomstige ondergrondse opslagtank(s) (NUL-OO)
Verder worden nog een drietal onderzoeksstrategieën voor in-situ partijkeuringen gedefinieerd.
Op één onderzoekslocatie kunnen meerdere strategieën van toepassing zijn. Verschillende bodembedreigende activiteiten kunnen ieder hun eigen onderzoeksstrategie hebben. De terreindelen waar geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden kunnen onderzocht worden volgens de strategie voor een onverdachte locatie.
Veldonderzoek
De projectleider concretiseert de onderzoeksstrategie door deze uit te werken in een bemonsteringsplan waarin is aangegeven op welke plaatsen bemonsterd moet worden. De bemonstering zelf gebeurt door een door de minister aangewezen monsternemer. Deze boort op handkracht met een edelmanboor gaten in de grond. De vrijkomende grond wordt beschreven en beoordeeld, en vervolgens wordt per bemonsterd traject een monsterpot gevuld en gecodeerd. Voor het bemonsteren van het grondwater wordt een kunststof buis in de grond gebracht welke deels geperforeerd is (het filter). Het filter wordt zodanig afgewerkt dat het grondwater vrijelijk in kan stromen. Na een wachttijd van minimaal een week wordt het grondwater uit de buis opgepompt en wordt in één of meer flessen bewaard.
Analyses
De grond- en grondwatermonsters worden gekoeld overgebracht naar een geaccrediteerd laboratorium. De projectleider geeft aan welke bewerkingen en analyses op welke monsters uitgevoerd moeten worden, rekening houdend met hetgeen de NEN 5740 hierover voorschrijft. De monsters worden zo spoedig mogelijk in behandeling genomen door het laboratorium om te voorkomen dat door allerhande ongewenste processen de kwaliteit van het monster beïnvloed wordt. Daardoor zou de kwaliteit in de monsterverpakking afwijken van de situatie in de bodem. Het laboratorium geeft de resultaten van het onderzoek geautomatiseerd door aan de projectleider.
Interpretatie en rapportage
De resultaten van de analyses van de grond worden gecorrigeerd voor het humus- en lutumgehalte in de grond. De resultaten van het grondwateronderzoek hoeven niet gecorrigeerd te worden. De waarden worden getoetst aan de hiervoor vastgestelde normen, de achtergrondwaarde en interventiewaarde. De achtergrondwaarde geeft het niveau van een niet-verontreinigde bodem aan. De interventiewaarde is de waarde waarboven risico’s kunnen optreden. Het gemiddelde van deze twee, tussenwaarde genoemd, wordt in het algemeen gebruikt als waarde waarboven een nader bodemonderzoek nodig is. De resultaten van het onderzoek worden getoetst aan de hypothese: kloppen de resultaten met de gestelde hypothese? Alle werkzaamheden en resultaten worden gerapporteerd en aan de opdrachtgever verstrekt.
Vervolg
Als de resultaten niet kloppen met de gestelde hypothese kan het nodig zijn om opnieuw onderzoek uit te voeren volgens een andere hypothese. Als gehalten boven de tussenwaarde of interventiewaarde worden aangetroffen dan is een ander bodemonderzoek nodig om vast te stellen wat er precies aan de hand is. Blijkt de bodem niet of vrijwel niet verontreinigd te zijn dan is deze geschikt voor de bebouwing.
Kwaliteit
Om de kwaliteit bij de uitvoering van een bodemonderzoek te borgen moet de monsternemer geregistreerd en gecertificeerd zijn. Dit is onderdeel van de kwalibo-regeling. Kwalibo staat voor kwaliteitsborging bij bodemonderzoek.