De totstandkoming van de Euro

Na de Tweede Wereldoorlog was samenwerking tussen de Europese staten noodzakelijk om de wederopbouw te realiseren en een nieuwe oorlog te voorkomen. Zowel op politiek als economische niveau kent deze samenwerking een lange historie. De Europese integratie kende een hoogtepunt bij de invoering van de nieuwe valuta; de Euro. Het politieke getouwtrek wordt in dit artikel weergegeven.

De binding van Europa en valuta’s

Na de Tweede Wereldoorlog werd tijdens het Verdrag van Parijs in 1951 de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal opgericht. Dit verdrag werd ondertekent door Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg. De samenwerking was belangrijk voor de wederopbouw van Europa en garandeerde een ononderbroken voorziening van kolen en staal door Europa. De EGKS was de eerste stap naar Europese samenwerking en integratie.

Bretton Woods-crisis

Na de Tweede Wereldoorlog was de Amerikaanse economie de grootste van de wereld en hadden ze de sterkste munt van de wereld, namelijk de dollar. Het rivaliteit tussen Europa en de VS groeide en kwam in de jaren ‘60 tot een economische climax. Dit gebeurd wanneer DeGaulle als president in Frankrijk aan de macht komt. DeGaulle wil Frankrijk zien groeien tot het centrum van Europa; “een Europa van staten, waarvan de voornaamste zijn zetel heeft in Parijs”. DeGaulle wilde de invloed van de dollar verminderen, want de dollar werd als internationale munteenheid door het Bretton Woods systeem. Dit systeem houdt in dat de Europese munten gekoppeld zijn aan de Amerikaanse dollar en de dollar is op zijn beurt weer gekoppeld aan goud. Dit was mogelijk omdat de VS na de Tweede Wereldoorlog zo’n driekwart van de wereldgoudvoorraad in handen had.

Wanneer de economische situatie achteruit gaat ontstaat een monetaire crisis in 1967. Sommige landen begonnen zich af te vragen of er nog wel genoeg goud voor hun dollars beschikbaar was (aangemoedigd door DeGaulle) en of de eigen handelsreserves niet in waarde zouden dalen. Veel landen begonnen hun dollarvoorraden om te zetten in goud, wat leidde tot een inkrimping van de goudvoorraad van de VS en tot een daling en inflatie van de dollar. DeGaulle weigerde om door een verhoging van de internationale betaalmiddelen de kosten van de deze inflatie te dragen. Zowel de VS als Engeland waren voorstander van deze verhoging. Er ontstonden spanningen in het Internationale Monetaire Fonds. Door de daling van de dollar steeg de Duitse Mark en door de Duitse munt te herwaarderen kon de dollarinflatie worden gestopt. Na overleg weigerde Duitland dit, omdat Duitland ‘iets gezonds’ als de D-mark niet wilden herwaarderen. De VS zag de relatie tussen de munteenheden heel anders dan Duitland, wat blijkt uit de volgende metafoor: ‘de dollar is de zon en verder verandert er niets… of het moeten de planeten zijn’. Landen als Duitsland en Nederland gingen hun koers los van de dollar koppelen. Als gevolg van deze Bretton Woods-crisis werden de internationale monetaire relaties tussen Europa en de VS verstoord.

Het fundament van de EEG

Omstreeks 1970 kwamen het idee om de economieën en munteenheden van de Europese Lidstaten van de EEG meer op één lijn te brengen: het Europese Monetaire Stelsel. In 1970 wordt de werkgroep Werner opgericht die onderzoek doet naar de mogelijkheid van één Europese munt. Dit kon gerealiseerd worden door drie fases met als einddoel de volledige liberalisatie van het kapitaalverkeer en de vaststelling van de wisselkoersen wat uiteindelijk leidt tot een gemeenschappelijke Europese munt. Dit zou bereikt moeten worden omstreeks 1980-1981.

De uitbreiding met Groot-Brittannië bleek moeilijk te worden. Vanwege een slechte economische situatie kwam er een overleg tussen Pompidou (Frankrijk) en Heath (Engeland). De opvolger van DeGaulle, Pompidou, streefde niet naar een Frankrijk als wereldmarkt, maar naar een gemeenschappelijk Europa om Duitland in te kunnen tomen en aan het westen te verbinden. Frankrijk wilde dus Groot-Brittannië er graag bij hebben, vanwege het sterker wordende Duitland. Het grote Duitsland was hét motief van Frankrijk voor een supranationaal Europa. De economie van Duitland groeide in deze periode nogal, terwijl de Franse economie op zijn gat lag. Duitland had dus eigenlijk geen direct (economisch) belang bij een EMU. Maar Duitland kende wel zijn politieke redenen: na de Tweede Wereldoorlog wilde Duitland zich toch toegefelijk opstellen met betrekking tot de relatie met West-Europa.

De Slang

Aan de hand van het Werner-rapport uit 1971worden in 1972 fluctuatiemarges ingesteld. Dit wordt ook wel ‘de slang’ genoemd en was bedoeld om de valuta’s aan elkaar te koppelen en schommeling te beperken. Door de Bretton Woods-crisis en de beslissing van Nixon om de dollar te laten zweven (de dollar los van het goud te koppelen) leidt tot instabiele situatie. De ‘slang’ werd in een tunnel gestopt wat inhield dat de valuta’s maar beperkt mogen fluctueren aan de dollar. In 1973 ontstond oorlog in het Midden-Oosten wat een oliecrisis als gevolg had. In combinatie met de zwakke dollar en een verschillend economisch beleid van de lidstaten onderling leidde tot het wegvallen van deelnemende lidstaten: zowel Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk als Italië stappen uit de slang. Het Verenigd Koninkrijk kampt met hoge Britse inflatie en slechte economische omstandigheden. Groot-Brittannië is wordt lid van de EMU. Als gevolg van de afhakende lidstaten werd de slang veel minder effectief en werd daarom enkel een eurozone ingevoerd met Duitland, de Benelux en Denkmarken als enige deelnemers. De ‘slang’ mislukt.

Het aanpassen van economische beleid

In 1978 creëren Schmidt (Duitland) en Giscard (Frankrijk) het Europese Monetaire Stelsel. Het EMS is gebaseerd op een concept van vaste wisselkoersen die wel kunnen worden aangepast. De valuta’s mogen onderling schommelen met een spilkoers met een maximum van positief en negatief 2,25%, met een uitzondering voor Italië die 6% fluctueren.

Door de aan- en verkoop van valuta’s konden centrale banken de lidstaten onderling steunen wanneer een valuta dreigde te devalueren. Het mechanisme was dus ook gedeeltelijk gebaseerd op het steunen van lidstaten onderling (interventieverplichtingen). Schmidt’s motieven waren economisch, niet geopolitiek. Schmidt hoopte op een lagere rente en voert een stimuleringsbeleid, maar tussen 1979 en 1982 stijgt de Duitse Mark enorm en kampt de Duitse economie met inflatie. Dit onder andere vanwege de tweede oliecrisis begin jaren ’80. De EMU brengt Schmidt niet wat hij ervan had verwacht. Giscard had een supranationale monetaire instelling om zo de macht van de Bundesbank te verminderen. Giscard voert een economisch beleid dat voornamelijk gericht is op anti- inflatie, begrotingstekorten en wisselkoersstabiliteit. De Franse munteenheid kon nu meer steunen op de sterke munten van de andere lidstaten.

Engeland lukt het vanaf de jaren ’80 om de inflatie te verminderen onder leiding van premier Thatcher. Thatcher wil echter niet meewerken aan een EMS, dit vanwege ideologische en economische overwegingen. Het EMS werkte volgens Thatcher inflatieverhogend, maar in de loop van de jaren ’80 kreeg het EMS toch meer steun vanuit het bedrijfsleven en de politiek.

Uiteindelijk zouden de ideologische motieven van Groot-Brittannië om de pond niet te binden het lidmaatschap van de EMS uitstellen tot 1990.

Pro-Europese leiders

Vanaf 1981 komt Mitterand aan de macht in Frankrijk en in 1982 komt Kohl in Duitsland aan de macht. Deze twee leiders, Mitterand en Kohl, zullen in de loop der tijd een vriendschap opbouwen en zijn beiden voorstander van Europese integratie en hebben zich hier ook voor ingezet.

Na 1983 willen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland een liberalisering van de interne Europese markt. Dit zou worden vastgelegd in de Single European Act in 1985 met als doel een voltooiing van de gemeenschappelijke markt in 1992. Groot-Brittannië had economische motieven voor een gemeenschappelijke markt en de geopolitieke motieven werden daarom iets terzijde geplaatst. Ook Duitsland was onder leiding van Kohl voorstander van deze markt, omdat het zowel op economisch als op politiek gebied voordelen had. Kohl gebruikte de Europese integratie om zich politiek te profileren; Europese integratie was populair in Duitsland. Ook in Frankrijk hing een pro-Europese sfeer. Dit vanwege de mislukking van het socialistische beleid van Mitterand. Hoge inflatie, hoge staatsschulden en hoge lonen t.o.v. Duitsland zorgde voor een moraal van ‘modernisering of ondergang’.

De economische motieven wegen begin jaren ’80 zwaar en is ook een van de redenen van de afsluiting van het Single European Act in 1985. In de SEA zit ook een verwijzing naar een mogelijke Europese Monetaire Unie.

De val van de Muur

In 1989 viel de Berlijnse Muur wat een belangrijke gebeurtenis was voor de Europese integratie. De eenwording van Oost- en West-Duitsland zou de macht van Duitsland enorm versterken. De West-Europese landen wilden dus voor Duitsland mee in de Europese integratie om zo controle te houden op deze ‘grootmacht’. Kohl was al voor de val van de muur een voorstander (samen met Mitterand) van de EMU, maar na in 1990 had Kohl een hele sterke onderhandelingspositie. Duitsland wilde al wel een EMU, maar kon nu dus ook een eenwording realiseren. Hier maakt Duitsland gebruik van door in ruil de gemeenschappelijke Europese munt toe te staan. Geopolitieke boven economische motieven gaven dus de doorslag. Frankrijk ging akkoord: Duitse eenwording was OK, maar dan wel met een Europese munt. Met deze beslissing zorgde Mitterand ervoor dat Duitsland geen blok vormde met Oost-Europa en dus richting het Westen bleef acteren. Met de Europese munt kon had Frankrijk een stem in de Europese Centrale Bank, in tegenstelling met de positie die ze innamen t.o.v. de sterke Bundesbank. ‘To get rid of the D-mark’ was de ideologie van Frankrijk in die tijd.

Het Verenigd Koninkrijk was, zoals gewoonlijk, een dwarsligger. De ideologische motieven van Thatcher om niet toe te treden tot de EMU waren alom aanwezig, maar ook economische gezien was het niet aantrekkelijk voor Groot-Brittannië om toe te treden tot de EMU, omdat ze met hoge inflatie kampte en daardoor met een hoge koers zouden instappen. Groot-Brittannië deed niet mee met de gemeenschappelijke Europese munt. Thatcher wilde wel de mogelijkheid openhouden om in een later stadium in de EMU te kunnen stappen. De eenwording van Duitsland veranderde de Britse buitenlandse politiek niet.

Politieke onderhandelingen

Duitsland had een goede positie bij de onderhandelingen omtrent de EMU. De overige lidstaten moesten met goede voorstellen komen, omdat Duitsland op zich ook uit de voeten kon met het EMS dankzij de sterke DM. Het volk had ook moeite met de afschaffing van de DM, vooral na de hereniging van oost en west. Het EMS was een acceptabel alternatief voor de EMU. De invloed van het de Commissie onder leiding van Delors was gering, omdat de lidstaten zelf al met voorstellen kwamen.

De onderhandelingen omtrent de EMU waren vooral gericht op de structuur van de EMU; enkelvoudig of aan de hand van drie pijlers? Ook werd er veel aandacht besteed aan stemmen middels gekwalificeerde meerheid. Maar bovenal werd er gesproken over de gemeenschappelijke Europese munt, de euro. Denemarken zou na een referendum niet meedoen met de Euro, vanwege de forse tegenstand onder de bevolking die geen vertrouwen had in een gemeenschappelijke munt.

De uitkomsten van deze onderhandelingen waren een forse delegatie van supranationaliteit aan de Europese Centrale Bank en werden vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. Het Verdrag van Maastricht werd op 7 februari 1992 in Luxemburg ondertekent door België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. Het verdrag trad in werking op 1 november 1993. Afgesproken werd om te streven naar verdergaande Europese integratie en het verdrag legt de basis om binnen Europa te komen tot een politieke unie. Ook werd besloten om uiterlijk in 1999 tot een Economische en Monetaire Unie (EMU) te komen.

Deze EMU zou bereikt worden door de doorloop van drie fasen. Op grond van het verslag Delors besluit de Europese Raad van Madrid in 1990 de eerste fase in te gaan. De Raad zou de voortgang op economische en monetaire convergentie beoordelen en de lidstaten moeten maatregelen nemen om te kunnen voldoen aan de vastgestelde verbodsbepalingen. De tweede fase had geen formele besluiten, maar er werden niet-bindende maatregelen genomen over financiering van overheidsbegrotingen. Ook werd het Europese Centrale Instituut (ECI) opgezet om de samenwerking tussen de nationale centrale banken te versterken en de nodige voorbereidingen te treffen voor de gemeenschappelijke Europese munt. De derde fase gaat in vanaf 1997 en betekent min of meer het begin van de EMU, er worden vaste maatregelen genomen met betrekking tot begrotingstekorten met als gevolg dat er sancties opgelegd kunnen worden. In plaats van het EMI komt de Europese Centrale Bank die in samenwerking met de nationale centrale banken het monetaire beleid gaat voeren. Op de eerste dag van de derde fase zou de wisselkoers vastgesteld worden tussen de nationale munten en de eenheidsmunt. Sinds januari 2002 hebben twaalf EMU-landen dezelfde munt, namelijk de Euro.
© 2008 - 2024 Nobody, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Economische en monetaire unie in EuropaDe Economische en Monetaire Unie (EMU) is het sluitstuk van de financieel-economische integratie in de Europese Unie (EU…
De ideeën van Karl MarxHet denken van Marx is de afgelopen honderd jaar van grote invloed geweest. De uitbuiting van de arbeidersklasse in het…
Bronnen en referenties
  • Boek: Nugent, Neil. The politicial system of the European Union, 2005. Palgrave Macmillan. http://www.marx.be/NL/cgi/emall.php?action=get_doc&id=52&doc=56 http://marxists.org/nederlands/mandel/1968/eeg/8.htm http://nl.wikipedia.org/wiki/Overeenkomst_van_Bretton_Woods http://europa.eu/abc/12lessons/index7_nl.htm http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l25007.htm http://fkserv.ugent.be/~politeia/troedeliedoe/Examenvragen/europa.doc
Nobody (6 artikelen)
Gepubliceerd: 01-08-2008
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Politiek
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.