De geschiedenis van Noord-Ierland - The Troubles
Ierland is een land met een geschiedenis. Lange tijd was het land opgesplitst in twee delen, het rooms-katholieke deel en het protestantse deel. Het rooms-katholieke deel wilde aansluiting bij Ierland, het protestantse deel wilde bij Groot-Brittannië blijven. Pas sinds een aantal jaar neemt de spanning tussen beide groepen af. De verhouding tussen beide groepen bereikte een dieptepunt tijdens The Troubles. Honderden mensen verloren daarbij het leven.
Belfast is de hoofdstad van Noord-Ierland sinds de vestiging van Noord-Ierland in 1920. Het is ook lange tijd de frontlijn geweest waar katholieken en protestanten elkaar bevochten. De katholieken werden aangeduid als de republikeinen of nationalisten, de protestanten als loyalisten of unionisten.
The Troubles
Van 1966 tot de tweede helft van jaren negentig van de vorige eeuw was de stad het belangrijkste strijdtoneel van de The Troubles. Met deze naam wordt de heftigste periode van de burgeroorlog aangeduid. Deze periode duurde tientallen jaren. In Belfast vochten paramilitaire groepen met elkaar, pleegden bomaanslagen en ontvoerde gewone burgers. Ook waren er regelmatig aanslagen gericht op personen. In totaal verloren meer dan 1500 mensen het leven tijdens The Troubles
Als startpunt van de Troubles wordt meestal verwezen naar mei 1966. Vrijwilligers van de Ulster Volunteer Force (UVF) wilden protesteren tegen de vijftigjarige herdenking van de Paasopstand van 1916. Door die opstand kreeg Ierland haar onafhankelijk. Er werd graffiti gespoten op de huizen van enkele katholieken. Bij een 77-jarige weduwe werd een brandbom naar binnen gegooid. Zij verloor daarbij het leven. Tegelijkertijd gaf de UVF een verklaring uit waarin zij lieten weten iedereen zou worden vermoord waarvan bekend was of zou worden dat hij of zij lid was van de IRA. In de daarop volgende maanden werden inderdaad verschillende IRA-leden vermoord.
IRA
De IRA pleegde op haar beurt aanslagen op protestantse doelen en het Britse leger. In het begin van het conflict hoopte de IRA door het plegen van grote aanslagen nog wel dat het Britse leger zich snel zou terugtrekken van Ierse bodem. De Britten ontwikkelden echter een strategie waarmee ze oneindig lang konden konden doorgaan. Zij groeven zich namelijk in in bunkers.
Tegelijkertijd ontstond vanuit de Noord-Ierse bevolking ook een tegeninitiatief. Er werd een groep gevormd onder de naam Peace People. Zowel protestanten als katholieken namen daar aan deel. Zij streefden vrede na en wilde dit doen door de katholieke en protestantse bevolking met elkaar in contact te laten komen. In 1976 won de groep de Nobelprijs voor de Vrede. De beweging verloor echter veel van haar kracht toen zij de katholieke bevolking opriep om informatie over de (geheime) IRA door te geven aan politie en de inlichtingendienst van het leger. De IRA reageerde daarop met een serie aanslagen in augustus 1979. Daarbij verloor onder andere de beroemde Lord Mountbatten het leven.
Bloody Sunday
Een belangrijke gebeurtenis tijdens de Troubles was Bloody Sunday. Op zondag 30 januari 1972 schoten Britse troepen tijdens een vredesdemonstratie in Derry veertien mannen neer. Zij waren ongewapend. De demonstratie werd georganiseerd door de protestantse Ivan Cooper. Hij wilde daarmee protesteren tegen de - in zijn ogen - onnodige detentie van een groot aantal katholieken in Noord-Ierland. De demonstratie was verboden door de Britse autoriteiten. Niet alleen deelnemers werden neergeschoten, maar ook enkele voorbijgangers verloren het leven. Toch vond een onderzoekstribunaal niet dat de militairen schuldig waren.
Bloody Friday
Op 21 juli 1972 – een dag die bekend zou komen te staan als Bloody Friday – liet de IRA 22 bommen binnen een tijdsbestek van een uur afgaan op verschillende plaatsen in Belfast. Daarbij verloren negen mensen het leven. De aanslag(gen) werd gezien als een wraakactie vanwege de doden die vielen op Bloody Sunday zes maanden eerder. De bomaanslagen vonden plaats nadat geheime besprekingen met de Britse regering op niets waren uitgelopen.
Hongerstaking
De Britse overheid wilde niet dat opgepakte Ierse opstandelingen een openbaar rechtsproces zouden krijgen. Dat zou alleen maar leiden tot sympathie voor hen omdat zij de kans kregen hun verhaal te doen. Velen van hen werden daarom zonder proces gevangengezet of voor de krijgsraad veroordeeld. Veel republikeinse gevangenen kwamen daartegen in opstand. In 1980 en 1981 gingen gevangenen massaal in hongerstaking. In dat laatste jaren overleden er tien van hen als de gevolgen van deze hongerstaking. De eerste – en misschien wel meest bekende – die overleed was Bobby Sands. Het ironische was dat deze – als protestactie – door zijn mederepublikeinen genomineerd was voor een zetel in het parlement en ook daadwerkelijk werd gekozen.
Shankhill Butchers
Een van de meest gewelddadige groepen waren de Shankhill Butchers. Dit was een protestantse straatbende. De meeste leden waren ook betrokken bij de UVF. Zij pleegden in de jaren 70 vaak roofovervallen op katholieken. Ook martelde zij mensen waarna ze hun slachtoffers vermoorden door de keel door te snijden. Zij hebben minstens dertig mensen van het leven beroofd. De politie probeerde te achterhalen wie de daders waren, maar kregen weinig steun uit de protestantse gemeenschap. Dit kwam deels door een bepaald respect dat deze groep genoot, maar ook angst bij burgers om zelf slachtoffer te worden wanneer hij of zij er iets over losliet. De daders werden uiteindelijk gepakt doordat zij een slachtoffer voor dood achter lieten in een steeg. Deze leefde echter nog en wist in een later stadium de daders te identificeren toen hij door de buurt werd gereden waar de aanslag was gepleegd. In totaal kregen 11 personen levenslang.
Libië
De IRA zette haar strijd in de jaren tachtig voor. Zij werden daarbij gesteund door de Libische dictator Moamma Qaddafi. Deze was boos op de Britse regering dat zij de Amerikaanse regering had geassisteerd bij haar bombardement op Tripoli, de hoofdstad van Libië. Eén van de kinderen van Quaddafi had daarbij het leven verloren.
Aanslag op Thatcher
De IRA ging door met het plegen van aanslagen. De meest opvallende aanslag was een bomaanslag op het Grand Hotel in Brighton op 12 oktober 1984. De Britse premier Margaret Thatcher overnachte daar in verband met het partijcongres van de Conservatieve Partij. De IRA dacht dat zij de bom had geplaatst in de kamer onder die van Thatcher. Dat bleek niet zo te zijn. Zij zelf overleefde de aanslag dus, maar vijf anderen mensen, waaronder een parlementslid, kwamen om.
Onderhandelingen
In de jaren negentig ging de IRA toch over tot onderhandelingen. Hier werd als sinds het einde van de jaren tachtig voor gepleit door Gerry Adams. Hij was het hoofd van Sinn Féin, de politieke tak van de IRA. Adams wist dat daar een lange tijd voor nodig was. Inderdaad na een lange periode van onderhandelingen werd er in 1994 een eerste staakt-het-vuren gesloten tussen beide partijen. Kort voordat deze wapenstilstand inging vermoorde zowel de UVF als de IRA verschillende van hun tegenstanders. De wapenstilstand duurde zeventien maanden. Op de korte termijn waren zij een mislukking, maar om de lange termijn zouden zij een markeerpunt zijn, omdat het het startpunt was voor onderhandelingen tussen beide partijen.
Bill Clinton
De Amerikaanse president Bill Clinton volgde het conflict in Noord-Ierland van zeer dichtbij en wilde bemiddelen. Hij benoemde George Mitchell als speciale gezant. De Britse en Ierse regering ging er mee akkoord dat hij een commissie zou voorzitten die de onderhandelingen zou voeren over de ontmanteling van de wapenvoorraad van de paramilitaire groepen. Onder zijn leiding sloten beide partijen een wapenstilstand.
Wapenstilstand
De IRA maakte een einde aan de wapenstilstand door een bomaanslag te plegen in Londen. Bij de aanslag verloren twee mensen het leven en er werd voor meer dan 85 miljoen pond schade aangericht aan het financiële centrum van de hoofdstad. Een tweede bomaanslag in juni 1996 vernietigde een deel van het centrum van Manchester. Het was de grootste bomexplosie op Britse bodem sinds de Tweede Wereldoorlog. Er kwamen geen mensen om het leven omdat de IRA van te voren de alarmdiensten had ingelicht over de op hande zijnde aanslag, maar door de kracht van de explosie raakte veel mensen alsnog gewond, ook onder diegenen die dachten in de veilige zone te staan. Er werd voor 400 miljoen pond aan schade aangericht.
De IRA zei dat zij de aanslagen wel moest plegen omdat de Britse regering pas wilde onderhandelen als de IRA alle wapens had ingeleverd. Daarom begonnen de onderhandelingen zonder de IRA. Deze voegden zich in september 1997 uiteindelijk wel daarbij.
Afscheidingen
In de tussentijd scheidde verschillende fracties zich af van de IRA en de UVF. Zij konden zich niet vinden in de vredesbesprekingen die beide partijen aangingen. Deze groepen gingen ook over tot het plegen van aanslagen. De ergste aanslag had plaats in Omagh in augustus 1998. Daarbij verloren 29 burgers het leven. Ondanks de aanslagen bleven de vredesbesprekingen doorgaan. In 1998 werd de Belfast Agreemant gesloten. Daarin werd onder andere geregeld dat Noord-Ierland zelfbestuur kreeg. Ook werd de politie van Noord-Ierland hervormd. Minstens een kwart van de leden van het politiekorps moest uit katholieken bestaan.
Duurzame vrede
Het vredesproces werd in 2002 opgeschort nadat bleek dat Sinn Feín haar tegenstanders bespioneerde. Ook zou de IRA te traag zijn met het overdragen van wapens. Pas in 2005 was dit proces afgerond. Door deze ontwikkelingen – en het verleden – bleef er nog veel wantrouwen richting de IRA en dat zijn invloed op het vredesproces. Dit ging traag.
Door de inzet van Britse regering vonden de partijen elkaar toch weer en kwam er in april 2007 zelfs weer overeenstemming over een nieuwe coalitie tussen de protestantse voorman Ian Paisley en de katholieke voorman Gerry Adams tot stand. De samenwerking gaat met pieken en dalen, maar langzaam lijkt Noord-Ierland toe te groeien naar een definitieve vrede