Multinationals en mensenrechten: de Ruggie Principles
Meer dan eens zijn grote multinationals in verband gebracht met mensenrechtenschendingen. Een bedrijf gevestigd in een westers land wijkt uit naar een ontwikkelingsland om daar een productielijn op te starten of grondstoffen te winnen. Overheden van ontwikkelingslanden knijpen graag een oogje toe in ruil voor financieel gewin dat slechts aan een kleine groep overheidsfunctionarissen ten goede komt. De Ruggie Principles zijn een set met beleidsregels voor het voorkomen en aanpakken van de negatieve impact die bedrijfsactiviteiten kunnen hebben op mensenrechten. Maar werkt zulke 'soft law' ook in de praktijk?
De Ruggie Principles: set met beleidsregels
Niemand houdt multinationals verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen
Staten en individuen kunnen mensenrechten schenden en hiervoor aansprakelijk gesteld worden. Maar hoe zit dat met bedrijven? Ook grote multinationals worden met regelmaat in verband gebracht met
mensenrechtenschendingen. Denk aan olie-winnende bedrijven die op grote schaal vervuiling veroorzaken en hiermee de gezondheid van hele gemeenschappen in gevaar brengen, of voedingsmiddelenproducenten die fabrieken hebben in ontwikkelingslanden waar men het niet zo nauw neemt met de arbeidsomstandigheden.
Tot aan 2016 is er nog geen onderneming geweest die echt diep in de buidel heeft moeten tasten voor het veroorzaken van menselijk leed veroorzaakt via hun productieketen. Dit komt omdat in de meeste landen waar dit soort excessen zich voordoen er geen wettelijk kader bestaat om rechtspersonen aansprakelijk te stellen. Daarnaast ontbreekt bij overheden sowieso vaak de bereidheid om dit te doen. Multinationals zorgen voor inkomsten voor de overheden van ontwikkelingslanden. Niet zelden verdwijnt dit geld in de zakken van corrupte overheidsfunctionarissen in ruil voor carte blanche bij het opzetten van fabrieken of het winnen van olie en andere grondstoffen. Zelfs in westerse landen kun je verwachten dat een regering eerst een kosten-baten analyse maakt alvorens het overgaat tot het aanklagen van een multinational die zorgt voor veel werkgelegenheid en belastinginkomsten.
Ruggie Principles
Bij een gebrek aan harde juridische instrumenten om multinationals die meewerken aan mensenrechtenschendingen te corrigeren blijft alleen
soft law over: principes die aangeven hoe het hoort zonder dat er sprake is van dwang om hier iets mee te doen. Het belangrijkste soft law instrument is een VN-beleidskader getiteld
United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights, dat ook wel bekend staat onder de naam
Ruggie Principles. De bijnaam van het document verwijst naar John Ruggie, de Harvard-professor die het opstelde.
Deze niet-bindende set principes is bedoeld als een wereldwijde standaard voor het voorkomen en aanpakken van de negatieve impact die bedrijfsactiviteiten kunnen hebben op mensenrechten. Dit beleidskader is in 2011 unaniem door de VN Mensenrechtenraad aangenomen. Het document heeft drie hoofdelementen:
- De plicht van de staat om mensenrechten te beschermen
- De plicht van bedrijven om mensenrechten te respecteren
- Toegang tot rechtsmiddelen voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen door bedrijven
Het beleidskader geeft onder andere aan dat staten mechanismen moeten implementeren die het mogelijk maken om bedrijven te onderwerpen aan onderzoeken die een licht kunnen werpen op hun omgang met mensenrechten. Bedrijven wordt daarnaast een
due dilligence-verplichting opgelegd: ze moeten zich committeren om zelf te onderzoeken welke uitwerking hun activiteiten hebben hun stakeholders, waaronder bijvoorbeeld werknemers, omwonenden van fabrieken en mensen die blootgesteld kunnen worden aan gevaarlijke stoffen. Al deze beleidsregels blijven echter niet-bindend. Ook al heeft een bedrijf ze geaccepteerd, ze kunnen niet voor een rechtbank aangeklaagd worden als ze zich er niet aan houden.
Imago is het belangrijkst
De Ruggie Principles mogen dan wel alom geaccepteerd zijn en zelfs publiek omarmd worden door grote multinationals als Coca Cola en Gerenal Electric, veel academici zijn sceptisch over de werking ervan. Multinationals zijn vaak zo machtig en enkel gericht op winst dat initiatieven op het gebied van mensenrechten en milieu vaak enkel voor de bühne lijken. Bedrijven zijn zich er natuurlijk terdege van bewust dat consumenten waarde hechten aan schone, weinig-milieubelastende en kinderarbeid-vrije producten.
Imago lijkt daardoor het sleutelbegrip in de strijd tegen mensenrechtenschendingen door bedrijven. Activisten in diverse sectoren spannen zich daarom in om schendingen te openbaren. Soms leidt dit ertoe dat bedrijven zich voor een rechtbank moeten verantwoorden in landen die het mogelijk maken rechtspersonen aan te klagen. Maar ook al is dit niet mogelijk, door negatieve publiciteit brengen activisten bedrijven ook vaak voor de rechtbank van de publieke opinie. En deze is misschien nog wel machtiger dan een echte rechtbank.