De Spaanse Burgeroorlog 1936-1939
De Spaanse Burgeroorlog was een bloedige en heftige binnenlandse strijd, waar ook veel buitenlanders bij betrokken waren. In zekere zin was de oorlog een voorproefje van de Tweede Wereldoorlog, met een strijd tussen fascisten en communisten, socialisten en liberalen. Veel vrijwilligers uit heel Europa kwamen vechten tegen het fascistische gevaar en Italië en Duitsland steunden de fascisten met troepen en wapens.
Aanloop tot de Burgeroorlog
De aanloop tot de Spaanse Burgeroorlog begon al vroeg. Spanje had in de 19de eeuw haar bezittingen in Latijns-Amerika verloren en in de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 haar laatste koloniën Guam, de Filipijnen, Puerto Rico en Cuba. Het land was op drift en in 1902 kwam koning Alfonso Xlll aan de macht, hij werd steeds autocratischer en in 1909 werd hij veroordeeld vanwege de executie van de radicaal Ferrer Guardia. Ook hield hij alle liberale hervormingen tegen tot de komst van de Eerste Wereldoorlog. Toen Spanje ook de Marokkaanse oorlog van 1921 verloor, had hij vrijwel alle Spaanse politici tegen zich gekeerd. Dit leidde tot een coup door Miguel Primo de Rivera in 1923. De Rivera beloofde een einde aan de corruptie in het land te maken en het land opnieuw op koers te helpen. Om dit te realiseren werd de grondwet opgeschort, voerde hij censuur in en werd de staat van beleg afgekondigd. De Rivera had aangekondigd negentig dagen aan de macht te blijven, maar dit idee hield geen stand. Ook kwamen er geen liberale hervormingen, wel probeerde hij de werkeloosheid aan te pakken en deed dit door sociale werken te beginnen. Hiervoor verhoogde hij de belastingen van de rijken, die daartegen in opstand kwamen. Vervolgens probeerde hij geld in te zamelen door publieke leningen af te sluiten, maar dit leidde tot een grote inflatie. Hij verloor de steun van het leger en moest op 31 januari 1930 aftreden.
De Situatie in Spanje
In het Spanje aan de vooravond van de Burgeroorlog waren de verschillen tussen rijk en arm enorm. De Katholieke Kerk speelde een bedenkelijke rol als steun en toeverlaat van de rijken en machthebbers. Het schoolsysteem was grotendeels in handen van de Kerk, wat het voor de armen en ook voor vrouwen moeilijk maakte om een opleiding te volgen. Dit leidde tot polarisatie, waarbij boeren, arbeiders en een intellectuele middenklasse aan de ene kant stonden en de Kerk, het leger en de rijke grootgrondbezitters aan de andere kant. Dit was een voedzame bodem voor de burgeroorlog.
Vertrek van de Koning
De Spaanse koning Alfonso Xlll besloot verkiezingen uit te laten schrijven en hiermee kwam een einde aan zijn periode als koning. De Spanjaarden kozen namelijk voor een republiek en koning Alfonso werd min of meer gedwongen om Spanje te verlaten, om chaos in het land te voorkomen. Op 14 april 1931 verliet hij het land. Er werden nieuwe verkiezingen uitgeschreven en de Socialistische Partij won. De gematigde republikein Niceto Alcala Zamora werd eerste minister, maar in zijn gezelschap bevonden zich diverse radicalere figuren zoals Manuel Azana, Indalecio Prieto en Francisco Largo Caballero. Op 16 oktober 1931 werd Zamora vervangen door Azana, hij probeerde landbouwhervormingen door te voeren en meer regionale autonomie te geven, maar het parlement hield dit tegen. Op 10 augustus 1932 werd er een poging tot een coup gedaan door José Sanjurjo, maar die mislukte. Voor veel Spanjaarden was Azana te radicaal, maar deze coup-poging zorgde voor steun. Nu lukte het wel om de landbouwhervormingen door te voeren en kreeg hij ook steun voor meer onafhankelijkheid voor Catalonië, maar helaas had hij de financiële niet om zijn plannen tot bloei te brengen.
Populaire Front
In november 1933 waren er opnieuw verkiezingen en deze keer was het de rechtse partij CEDA die won, de Socialistische Partij verloor veel zetels. CEDA ging samen met de Radicale Partij aan de slag om de hervormingen van de SP af te breken. Dit leidde op 4 oktober 1934 tot een staking en een gewapende revolte in Asturië. Azana werd er van beticht de aanstichter te zijn en werd gearresteerd, maar er was geen bewijs tegen hem. Een aantal maanden later voegden diverse linkse partijen zich samen tot het Populaire Front, onder leiding van Azana. De anarchisten namen geen deel aan de coalitie en raadden de mensen aan niet te gaan stemmen bij de komende verkiezingen. Diverse rechtse partijen vormden een coalitie als het Nationale Front, onder andere CEDA en de Carlisten. Op 16 februari 1936 waren er opnieuw verkiezingen en het Populaire Front won en ging een meerderheid uitmaken in het parlement. Alle politieke, linkse gevangen werden vrijgelaten, tot schrik van rechts. Ook werden opnieuw landbouwhervormingen ingevoerd en werden rechtse militairen, zoals
Francisco Franco, verbannen naar onbelangrijke posten. Catalonië kreeg politieke en administratieve autonomie. Toen op 10 mei 1936 de radicale Azana Zamora als president verving, begonnen rechtse militairen met een complot om het Populaire Front omver te werpen. Dit was het begin van de Spaanse Burgeroorlog op 17 juli 1936.
Internationale Brigades
Diego Martinez Barrio werd aangesteld als eerste minister en onderhandelde met de rebellen. Emilio Mola, een van de leiders van de rebellen, werden een post aangeboden als minister van oorlog. Azana zag in dat de rebellen niet bereid waren om een compromis te sluiten en ontsloeg Barrio en verving hem door José Giral. Giral zorgde voor wapens voor diverse linkse organisaties, om zichzelf te beschermen tegen rebellerende militairen. Azana wilde opstappen, omdat hij niets zag in een gewapende strijd met mede-Spanjaarden, maar de Socialistische en Communistische Partij vroegen hem om aan te blijven. In heel Europa stonden socialisten en communisten klaar om het Populaire Front te beschermen, ze vormden Internationale Brigades en gingen in Spanje de strijd aan. De brigades werden steevast geleid door communisten, ook al waren niet alle leden communisten, maar ook socialisten en anarchisten, wat bij deze partijen kwaad bloed zette.
Het Afrikaanse Leger
Het Spaanse leger, dat op dat moment uit twee strijdkrachten bestond, het Afrikaanse Leger en het Leger van het Schiereiland, waren net zo verdeeld als de rest van Spanje, maar een groot deel van de militairen sloten zich aan bij het Nationale Front. Ook de twee paramilitaire politiekorpsen die actief waren sloten zich grotendeels bij de Nationalisten aan. Het Afrikaanse Leger werd superieur geacht aan het lokale leger en Franco zorgde er een paar weken na het begin van de burgeroorlog voor dat de troepen uit Marokko werden overgevlogen naar Spanje. Hierbij kreeg hij hulp van de Duitse Luftwaffe. Deze Afrikaanse troepen zorgden ervoor dat een groot deel van zuidwest Spanje in handen van de Nationalisten kwam. Naast Duitse hulp was ook buurland Portugal niet onpartijdig en de Portugese president Salazar sloot zijn grenzen voor Republikeinse vluchtelingen. Naast de Duitsers stond ook de Italiaanse
Benito Mussolini klaar met steun, hij stuurde 50.000 troepen naar Spanje. Een paar weken na het begin van de oorlog waren in het noorden de provincies Leon, Galicië, Navarra en grote delen van Oud Castilië en Aragon in handen van de Nationalisten. In het zuiden hadden ze de steden Sevilla, Cordoba, Cadiz, Granada, Huelva en Caceres in handen. De Nationalisten bezetten ongeveer een derde van Spanje.
Madrid
De Nationalisten zagen in dat om de oorlog te winnen ze de hoofdstad moesten innemen en al snel begonnen luchtbombardementen op Madrid. Hierna volgde een beleg van de stad, wat meer dan drie jaar zou duren. Eerste minister Caballero besloot zijn regering tijdelijk in Valencia te vestigen, wat hem op kritiek van de anarchisten kwam te staan. Ook waren er problemen tussen de anarchisten en de communisten, waarbij de eersten de laatsten ervan beschuldigden dat ze de leider van de anarchistische brigade Durruti hadden vermoord. Generaal José Miaja stond aan het hoofd van het Republikeinse leger in Madrid en had opdracht de stad tot alle kosten te verdedigen.
President Azana
Inmiddels had Caballero zich onpopulair gemaakt, vooral bij de communisten die hij weigerde op hoge posten in zijn regering te benoemen. President Azana, die inzag dat hij zijn coalitie in stand moest houden om de oorlog te winnen, zette hem af en benoemde Juan Negrin tot nieuwe eerste minister. Het was de slag bij de Ebro die het lot van de Republikeinen bezegelde. Eerste minister Negrin deed zijn best om de steun van buitenlandse regeringen te behouden en besloot af te zien van collectivisatie van land. Ook stelde hij een programma op dat onder andere inhield dat burgerrechten behouden moesten blijven en dat religieuze vrijheid garandeerde. President Azana probeerde hem te lozen, maar Negrin had de steun van communisten en andere en Azana had niet meer de macht die hij eerder had en zo bleef Negrin op zijn post.
De Overwinning van Franco
Op 27 februari 1939 erkende de Britten, onder leiding van Chamberlain de Nationalistische regering onder leiding van Franco. Diezelfde dag later trad Azana af en maande zijn landgenoten aan om het vechten te stoppen om niet nog meer zinloze slachtoffers te maken. Negrin probeerde het Republikeinse Spanje te redden en begon met het benoemen van communisten op hoge posten, hij was bezig met het opzetten van een communistische regering. De anarchisten accepteerden dit niet en riepen een anti-Negrin-regering in het leven onder leiding van Casedo en Besteiro, die ook gesteund werd door generaal Miaja. Negrin-getrouwe troepen probeerde de macht in Madrid in handen te krijgen, maar werden door de anarchisten verslagen. Casado probeerde nu om een vredesaccoord te sluiten met generaal Franco, maar deze eiste volledige overgave. Op 27 maart trokken Republikeinse troepen Madrid binnen, waarbij ze nauwelijks weerstand ontmoetten. Op 1 maart riep Franco het einde van de Burgeroorlog uit.
Gevolgen
Waarschijnlijk kostte de Spaanse Burgeroorlog aan zo'n 500.000 mensen het leven. Sommigen stierven tijdens bombardementen, anderen tijdens gevechten en beide partijen executeerden tegenstanders. Ook honger en ziekte als gevolg van de oorlog maakten vele slachtoffers. Direct na de oorlog liet Franco nog ongeveer 100.000 republikeinen ombrengen en anderen stierven in de concentratiekampen als gevolg van ziekte, honger en uitputting. Franco stichtte een fascistische staat en sloot zich aan bij het anti-Comintern Pact. Hij was echter zo verstandig zijn land niet in de Tweede Wereldoorlog te betrekken.