De OODA-loop vergeleken met andere besluitvormingsmodellen
Een van de bekendste besluitvormingsmodellen binnen de militaire wereld is de OODA loop. Deze werd door de Amerikaanse luchtmachter Boyd ontwikkeld aan de hand van studies van dogfights in de oorlog in Korea en Vietnam. Dit wil niet zeggen dat het beslissingsmodel alleen maar toepasbaar is binnen de luchtmacht, integendeel, de OODA loop is zeer breed toepasbaar en geldt daarom ook als een algemeen beslissingsmodel. In dit artikel wordt het model vergeleken met enkele andere gangbare modellen.
OODA loop
Het probleem met de OODA loop is dat Boyd zijn ideeën nooit concreet heeft opgeschreven in de vorm van een artikel of boek, maar het slechts vertelde in de vorm van presentaties. Het probleem hierbij is dat er nu meerdere verschillende interpretaties zijn over de OODA loop. Een ander probleem met de OODA loop is dat omdat het niet in boekvorm staat het nooit wetenschappelijk bewezen is. Er kan echter gezegd worden dat het zijn sporen in de praktijk al verdiend heeft en dus geaccepteerd wordt. Toch zijn er enkele tekortkomingen in het model van Boyd. Deze zullen in dit artikel behandeld worden door allereerst in te gaan op de OODA loop en daarna andere besluitvormingsmodellen ernaast te leggen en te kijken wat er aan de OODA loop toegevoegd kan worden.
Hoe werkt de OODA loop
De OODA loop beschrijft het proces dat een individu of organisatie doorgaat vanaf het zien van een nieuwe situatie tot en met het acteren op deze nieuwe situatie. Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat de andere actoren in de situatie ook gebruik maken van de OODA loop, bewust of onbewust. Om in de militaire wereld een tegenstander te kunnen verslaan is het dus belangrijk om in de OODA loop van de tegenstander te komen. Door sneller te denken en de OODA loop sneller te doorlopen kan men een voorsprong op de tegenstander krijgen, die op het moment van actie zijn OODA loop nog niet doorlopen heeft. Zo ontstaat er verwarring bij de tegenstander en is het mogelijk om deze voortdurend voor te zijn.
Observe Orient Decide Act
Het besluitvormingsproces van Boyd kent vier hoofdprocessen: Observe, orient, decide en act. In onderstaande figuur wordt dit duidelijk. Het begint met observe. Onder dit kopje wordt verstaan het verzamelen van informatie van een situatie door er in te zitten of erover te horen. Orient wordt omschreven als het belangrijkste proces van de OODA loop. Hierin wordt de informatie die bij observe is verzameld geordend. Hierbij worden allerlei persoonlijke factoren gebruikt, zoals genetische afkomst, culturele traditie, eerdere ervaringen en dergelijke. Zo zal een moslim in veel situaties bijvoorbeeld, gestuurd door culturele traditie, bepaalde informatie een hogere prioriteit geven dan een christen. Nadat dit gebeurd is komt het moment van beslissing: het decide proces. Hierin wordt gekozen tussen een aantal mogelijk wijzen van optreden. Het laatste proces, act, is het toepassen van de gekozen manier van optreden. De ervaringen of gevolgen hiervan worden doorgestuurd naar het eerste proces, observe. Hierna begint de OODA loop weer opnieuw, iedere keer wordt er namelijk een situatie bereikt, waar vanuit weer gehandeld moet worden. Dit moet allemaal zo snel mogelijk gebeuren zodat er gehandeld is voordat de tegenstander zijn OODA loop doorlopen heeft. Op deze manier blijft een tegenstander altijd achter de feiten aanlopen.
Deze versimpelde versie van de OODA loop doet niet helemaal recht aan de daadwerkelijke theorie. Het daadwerkelijke model is wat gedetailleerder en geeft nog een aantal feedback momenten aan. Zoals tussen het decide proces en het observe moment.
Nadelen van de OODA-loop
Ondanks dat het model gedetailleerd is en veel gebruikt wordt, kleven er toch een aantal nadelen aan de OODA loop:
- Het model slaat “geheugen” over. Het kan namelijk zo zijn dat een situatie al gebeurd is, zodat de OODA loop niet doorlopen hoeft te worden, maar simpelweg gebruik kan worden gemaakt van de oplossing die al eerder is gebruikt.
- Het model mist een cognitieve weergave van naties.
- Het model is niet wetenschappelijk getest, dus het is niet bewezen dat de OODA loop daadwerkelijk klopt.
- Er is geen tegenstander opgenomen in de OODA loop. Omdat Boyd zegt dat we de OODA loop sneller moeten doorlopen dan de tegenstander, kunnen we er dus wel vanuit gaan dat de tegenstander de OODA loop ook gebruikt.
- Het model is geschreven door dogfights te analyseren, daardoor mist het model de factor samenwerking. Door met teams samen een opdracht aan te nemen wordt de OODA loop namelijk anders. Dan moeten er zaken als onderhandeling, taakverdeling en dergelijke aan toe worden gevoegd, aangezien die processen dan ook invloed hebben op het besluitvormingsproces.
De OODA loop is niet het enige populaire besluitvormingsmodel en om verbeteringen aan te kunnen brengen in dit model moet er daarom ook gekeken worden naar een aantal andere modellen, om zo factoren te kunnen onderkennen die de OODA-loop wellicht mist. Hiervoor is er een selectie gemaakt uit de modellen die er bestaan om tot de volgende lijst te komen:
- Het Plan-Do-Check-Act model van Shewhart (1939)
- Het SHOR model van Wohl (1981)
- Het model van Rasmussen (1983)
- Het RPDM model van Klein (1998)
De keuze voor deze modellen is tot stand gekomen omdat het allemaal veel gebruikte modellen zijn, die iets toe kunnen voegen aan de OODA loop.
Plan-Do-Check-Act (PDCA)
Het PDCA model van Shewhart werd in 1951 door Demming uitgebreid tot de uiteindelijke versie. Het bestaat uit de volgende stappen:
- Plan: Het identificeren van de processen die van invloed zijn op het probleem, het analyseren van het probleem en het verzamelen van extra gegevens die nodig zijn om het probleem te analyseren.
- Do: In deze stap worden oplossingen ontwikkeld en wordt er uit deze mogelijke wijzen van optreden een gekozen om te gebruiken. Deze wordt ook getest in deze fase
- Check: In deze fase wordt er data verzameld over de oplossing en wordt deze data geanalyseerd
- Na deze stap wordt gekeken of het gewenste eindresultaat bereikt is. Zo ja, dan komt de laatste stap, anders begint het proces weer bij 1.
- Act: hier wordt gekeken wat er nodig is om de oplossing volledig te implementeren, wordt de oplossing ingevoerd en gecontroleerd. Daarnaast wordt er gekeken of er nog een andere mogelijkheid is tot verbetering.
In dit besluitvormingsproces zit dus duidelijk een lerende functie. Er wordt voortgeborduurd op bereikte resultaten. Daarnaast heeft dit besluitvormingsmodel ook nog als voordeel dat het ook het aanpassen op nieuwe situaties in het model heeft zitten. De OODA loop mist deze twee voordelen van het PDCA model
Het SHOR model
Het SHOR model werd in 1981 door Wohl gepubliceerd. Hierin worden vier fases onderkend; Stimulus, hypothesis, option en response. Dit besluitvormingsproces is van alle die hier behandeld worden het model dat het meeste lijkt op de OODA loop. De fases bevatten de volgende handelingen:
- Stimulus: het verzamelen van informatie, het filteren van informatie, het weergeven van informatie en het opslaan van informatie
- Hypothesis: het opstellen van een aantal mogelijke beelden van de situatie, deze evalueren en het juiste situatiebeeld kiezen
- Option: Het ontwikkelen van een aantal mogelijke wijzen van optreden, het evalueren van deze mogelijke wijzen van optreden en het kiezen van de juiste manier.
- Response: Het plannen, organiseren en uitvoeren van de gekozen oplossing.
Het SHOR model heeft dus ondanks dat het veel overeenkomsten vertoond met de OODA loop, toch een aantal processen die verschillen met de OODA loop. Zo mist de OODA loop het opslaan van informatie, zodat deze later gebruikt kan worden. Het geheugen mist dus. Ook mist OODA het proces van “plannen”. Dit wordt echter in sommige versies in het OODA toegevoegd. Daarnaast heeft het SHOR model niet de nadruk op het tempo dat de OODA loop heeft. Dit laatste is echter in het voordeel van de OODA loop.
Het model van Rasmussen
In het model van Rasmussen komen drie verschillende niveau’s voor van besluitvorming. Het laagste niveau van besluitvorming is het niveau waarop beslissingen instinctmatig worden genomen. Op dit niveau wordt er niet nagedacht over wat er gedaan moet worden, maar wordt het gewoon gedaan. Het niveau daarboven is een niveau waarop een bepaalde herkenning plaatsvindt. In dit niveau wordt gekeken naar een probleem en wordt dit herkend als iets wat eerder plaats heeft gevonden of als een situatie waarop een bepaalde regel kan worden losgelaten. Het hoogste niveau in het model van Rasmussen in het niveau waarop daadwerkelijk een probleem opgelost wordt door er daadwerkelijk over na te denken. Er wordt dan zelfstandig een oplossing bedacht. Het idee achter deze drie niveau’s is dat mensen liever zo min mogelijk denken. Het model gaat er daarop ook vanuit dat allereerst wordt gekeken of een probleem kan worden opgelost op het laagste niveau, instinctmatig. Als dit niet lukt wordt het volgende niveau aangesproken en pas als dat ook niet gaat wordt er zelfstandig gezocht naar een oplossing.
Voor de OODA loop zit in dit model ook een toevoeging, namelijk de verschillende niveau’s. De OODA loop gaat namelijk alleen uit van het middelste niveau, terwijl het eigelijk alle drie de niveau’s zou moeten behandelen.
Het RPDM model
Het RPDM model doorloopt een aantal stappen om tot een beslissing te komen:
- Allereerst wordt er informatie verzameld over de situatie
- Daarna wordt de situatie vergeleken met situaties die de persoon al een keer heeft meegemaakt of waarop de persoon weet te handelen. Hier wordt een manier van handelen gekozen en als een sjabloon over de situatie heen gezet.
- De verschillen tussen de gekozen manier van optreden en de daadwerkelijke situatie worden bekeken
- De afwijkingen van de situatie met de gekozen manier van optreden worden weggewerkt in de manier van optreden.
- De gekozen manier van optreden wordt gesimuleerd, om zo te kijken of het zou werken.
- Indien nodig wordt de gekozen manier van optreden aangepast.
- De gekozen manier van optreden wordt geïmplementeerd
- De manier van optreden wordt vastgelegd in het geheugen als een nieuw sjabloon voor toekomstige situaties.
Dit model heeft als voordeel op de OODA loop dat het een leerproces heeft, zoals de laatste stap duidelijk aangeeft. De handeling wordt onthouden zodat deze bij een volgende keer weer gebruikt kan worden, net als bij het PDCA model.