Hominide eigenschap: afkijken van dieren
De ontwikkeling van de hominide van toevallige prooivanger tot een werkelijk efficiënte jager heeft de nodige tijd in beslag genomen. Eveneens ging er een langere tijd overheen voor de hominide efficiënt genoeg was om door andere dieren als gevaarlijk te worden herkend. Naarmate de bekwaamheden van de hominide toenamen, werd het steeds moeilijker om dat geheim te bewaren en de (prooi)dieren bij verrassing te overvallen.
Het allereerste begin
Het jagen van de vroege hominiden begon op zeer bescheiden schaal en was beperkt tot het toevallig tegenkomen van een klein dier. In de vroegste periode - en mogelijk nog lange tijd daarna - was het van groot belang voor de hominiden om zich te richten op een kadaver. Een dood dier, dat gestorven was aan een natuurlijke oorzaak of gedood door dieren die konden worden geïntimideerd en weggejaagd.
Afkijken van dieren
Afnemen en zelf vangen van prooidieren
Zonder twijfel hebben de eerste hominiden de kunst afgekeken van de dieren om hen heen. Geleidelijk aan bekwaamden zij zich in het afnemen van door andere dieren gevangen prooidieren en in het zelf vangen van prooidieren. Zij namen waar dat een leeuw hyena's wegjaagt bij een pas gedode prooi. De hyena's kunnen echter versterkingen halen en de leeuw op zijn beurt wegjagen. Twee of drie leeuwen kunnen de rollen dan nogmaals omdraaien.
Eerste jachttechnieken
Schreeuwen en knuppelzwaaien
In groepen waren de hominiden veel geduchtere jagers dan in hun eentje. Verondersteld wordt dat zij effectieve aaszoekers waren, die met bluf (schreeuwend en met knuppels zwaaiend) carnivoren van een pas gedode prooi wegjaagden. Dat hebben zij waargenomen bij groepen jagende hyenahonden die nogal eens een leeuwin bij haar prooi intimideren. Ook dan draait het om de macht van de groep. Een individuele leeuwin die een giraffe heeft gedood blijkt niet in staat om haar prooi te verdedigen tegen de aanvalstaktiek van een dreigende groep hongerige hyena's of hyenahonden.
Afsnijden van de kudde
Vroege hominiden zouden in staat geweest kunnen zijn om een zwak dier af te snijden van een kudde, zoals jagende hyena-honden een prooidier vangen. Hyenahonden brengen daarbij bijvoorbeeld zebra's op hol, om daarna een achterblijver op te jagen. Zij slagen erin een zebra, die zwakker is dan de anderen, af te snijden. Terwijl de rest van de kudde wegdraaft, sluit de meute hyena-honden de prooi in. De jacht eindigt als de honden hun slachtoffer beginnen te verscheuren.
Hominiden waren niet in staat om zelf snel te lopen, maar ze konden:
- een prooi in een hinderlaag of een doodlopend ravijn drijven;
- het dier uitputten door hem meedogenloos na te jagen.
Angst inboezemen
Het is vrijwel zeker dat de mens in de late periode van de Australopithecinae (twee of meer miljoen jaar geleden) een voldoende bedreven jager was geworden om alles - behalve de allergrootste herbivoren - angst in te boezemen. De grote carnivoren (leeuw en luipaard) beschouwden de Australopithecus als prooi. Troepen hyena's kunnen het hem lastig gemaakt hebben, want in grote groepen zijn zij erg agressief. Maar ook de hominide jager was waarschijnlijk agressief. Het is heel goed denkbaar dat hij de hyena en de hyenahond beconcurreerde en met hen vocht om hun prooi, om zijn eigen prooi en om de gevonden karkassen van grote dode dieren. Bij een dergelijk treffen werd het pleit ongetwijfeld beslecht door aantal en agressiviteit.
Rangorde
Algemeen
Een fascinerend aspect van het sociale leven van de
carnivoren is de verscheidenheid (en het lage niveau) van de rangorde onder hen. Wanneer dieren bij de jacht willen samenwerken, moet de onderlinge agressie op de een of andere manier worden onderdrukt of te niet gedaan. In een linieaire hiërarchie is dat onderdrukken of te niet doen van agressie erg moeilijk.
Bavianen
Zo is het niet eenvoudig om je een groep statusbewuste bavianen voor te stellen die hun wederzijdse vijandschap en hun angsten zover zouden kunnen vergeten, dat zij schouder aan schouder kunnen deelnemen aan een gemeenschappelijke jacht. In tegenstelling tot deze zoogdieren, doen carnivoren dat wel.
Leeuwen
Bij de leeuwen overheersen de mannetjes de vrouwtjes, maar alleen omdat zij sterker zijn. De vrouwtjes aanvaarden dit niet als vanzelfsprekend en vechten vaak terug bij een geschil over voedsel. Onder de vrouwtjes onderling bestaat geen hiërarchie. Zij doen dan ook het grootste deel van het jagen.
Hyena's
Bij de hyena's domineren de vrouwtjes over de mannetjes, maar de twee sexen zelf kennen onderling wederom geen hiërarchie.
Hyenahonden
Hyenahonden hebben een tolerante en vriendschappelijke samenleving, waarin de hiërarchische structuur van meute tot meute variëert, maar nergens uitgesproken is. Wanneer die hiërarchie bestaat, schijnt ze voornamelijk een uitdrukking te zijn van verhoudingen tussen individuele dieren.
Delen van voedsel
Aangenomen wordt dat ook het delen van voedsel een voordelige aanpassing is geweest die de savannebewonende hominiden gemeenschappelijk hadden met de sociale carnivoren, zoals de leeuw, de hyena en de hyenahond. Immers zij zagen de hyena-honden hun voedsel delen, door het voor hun jongen uit te braken. Ook namen ze waar dat jonge leeuwen mochten delen in een prooi die door volwassen dieren was gevangen. Een uitzondering daarop vormt het luipaard die zijn prooi voor zichzelf houdt, door het kadaver met zich mee een boom in te sleuren. Voor hominiden geldt dat de efficiëntie van de jacht enorm vergroot wordt als een klein karkas meegenomen wordt voor de vrouwen en kinderen, of als vrouwen en kinderen meegenomen worden naar een grotere prooi. Door het gezamenlijk opeten van al het vlees dat met zoveel moeite gevangen is, wordt de noodzaak om het te bewaren verminderd.