Samen werken op de werkvloer
Als je werkt, krijg je met collega's te maken. Je werkt niet alléén, maar in een team. Op school zul je vast ook wel dingen samen met elkaar doen of als buren onderling. Dat samenwerken is erg belangrijk. Vergelijk het maar met een sportteam: Als je goed samenspeelt is het resultaat ook beter. Hier zul je lezen over wat jij kunt doen om bij te dragen aan een goede samenwerking: tien regels voor een goede samenwerking.
Wat is samenwerken?
Overal waar mensen bij elkaar komen met een doel, wordt samengewerkt. Een doel is een resultaat dat samen bereikt moet worden.
Samenwerken is dus: samen een doel bereiken.
- Op school wil je samen wat leren
- Een sportteam wil winnen
- Een winkel wil winst maken
Je gaat samenwerken als je dingen niet alleen kunt of als het door samenwerken sneller gaat. Samenwerken heeft dus niet alleen met werk te maken. Overal waar je samen een doel wilt halen, werk je samen.
Samenwerken gaat beter als:
- Iedereen belang heeft bij samenwerking
- Men bereid is afspraken te maken
- Het doel voor iedereen duidelijk is
- Men vertrouwen heeft in elkaar
- Het groepsbelang belangrijker is dan het eigenbelang
Joeri werkt als assistent-verkoper in een kledingwinkel. Hij heeft met zijn chef Latifa verschillende afspraken gemaakt over hun samenwerking:
1. Ze spreekt af wie - als het rustig is in de winkel - nieuwe kleding uitpakt en wie klanten helpt.
2. Ze spreken af wie leveranciers belt
3. Ze spreken af wie op bepaalde dagen vroeg en wie laat begint.
4. Ze spreken af wie wanneer een vrije dag neemt.
Op deze manier hebben Joeri en Latifa twee dingen bereikt:
- Ze werken prettig samen
- Ze werken met een goed resultaat voor de winkel
Dus: als je goed samenwerkt, ga je met meer plezier naar je werk én het resultaat is beter. Als je goed samenwerkt, presteer je niet alleen meer, het is ook gezelliger.
Afspraken maken
Een afspraak is een 'overeenkomst' tussen mensen. Dat klinkt misschien nogal moeilijk. Toch zit de hele dag vol met afspraken als je werkt.
Voorbeelden van afspraken:
- Op een bepaalde tijd afspreken ergens naar toe te gaan
- Een afspraak dat jij om 17.00u het alarm aanzetten
- Een afspraak dat je allemaal om 10.30u stopt met pauzeren
Als je werkt, is het nakomen van afspraken 'heilig'. Alleen als jouw baas en jouw collega's weten dat jij je afspraken nakomt, kunnen ze op je rekenen.
Wanneer is een afspraak goed? Goede afspraken voldoen aan de DAU-formule. Wat betekent dat?
- Duidelijk
- Acceptabel
- Uitvoerbaar
De DAU-formule is een trucje om te controleren of een afspraak goed gemaakt is. We leggen de DAU-formule met een voorbeeld uit.
Stephan werkt als koerier bij DHT. Hij krijgt als opdracht om vandaag een lading medicijnen van Zwolle naar Maastricht te brengen. Hij moet de medicijnen gekoeld vervoeren. Daarvoor moet hij twee keer uitstappen om de koeltemperatuur te controleren. Zijn collega, Frits, vraagt hem of hij op de terugweg een pakje voor hem af wil leveren in Doetinchem. Frits vraagt dus of Stephan voor hem wil overwerken, want als hij via Doetinchem moet rijden is hij pas om 19.00 uur terug in Zwolle. Frits heeft vanmiddag een bruiloft en wil graag een paar uur eerder naar huis. ''Ik hoor het wel als ik eens wat terug kan doen, hè'' zegt Frits.
Duidelijk
Duidelijk wil zeggen dat het duidelijk is waarover de afspraak gaat. Wie doet wat, wanneer? Als een afspraak duidelijk is, kun je achteraf controleren of de afspraak is nagekomen.
Acceptabel
Acceptabel wil zeggen dat iemand de afspraak wil uitvoeren.
Uitvoerbaar
Uitvoerbaar wil zeggen dat Stephan de middelen en de tijd heeft om de afspraak uit te voeren. Middelen zijn de materialen en het geld die iemand krijgt om een afspraak uit te kunnen voeren.
Tien regels voor een goede samenwerking
We leggen deze tien regels uit met een voorbeeld.
Samantha werkt als schoonmaakster bij schoonmaakbedrijf Spikenspan in Hoogvliet. Met tien collega's maakt ze tussen 17.30u en 20.00u een groot kantoor schoon in Hoogvliet. Samantha's chef, Ethem, zegt altijd dat hij een goede samenwerking heel belangrijk vindt. En, Ethem zegt dat de veertien schoonmaaksters 'een team vormen'. Wat is dat: 'een team vormen?' Wat moet Samantha dan doen?
Je krijgt hier tien samenwerkingsregels. Als je je daar aan houdt, doe je alles om goed samen te werken.
Regel 1: Houd je aan afspraken en regels
Afspraken en regels kun je vergelijken met regels in het verkeer: als iedereen zich er aan houdt, loopt het verkeer het beste. Dat geldt ook voor samenwerking: iedereen weet waar hij aan toe is en wanneer hij wat moet doen. Als je je niet aan afspraken houdt, breng je anderen in de problemen. Bijvoorbeeld: Samantha wordt om 17.00u thuis opgehaald. Als Samantha op tijd klaar staat, hoeft niemand te wachten en komt het werk op tijd af.
Regel 2: Werk door
Je staat samen voor een klus. Als iedereen doorwerkt, is de klus het snelste geklaard. Mensen balen ervan als de een veel meer moet doen dan de ander. Dan werk je namelijk niet echt samen. Bijvoorbeeld: Als Samantha doorwerkt bij het schoonmaken van haar etage, hoeven anderen niet op haar te wachten.
Regel 3: Zegt wat je dwars zit
Als je je ergert aan anderen, werk je niet prettig. Daarom kun je maar beter laten merken wat je ergert. (Dan hoef je ook niet te roddelen). Bijvoorbeeld: Samantha's chef, Ethem, haalt vandaag de schoonmaaksters op omdat de chauffeur ziek is. Hij heeft het altijd over 'afspraken nakomen', maar zelf is hij vergeten dat hij de mensen op moest halen. Als Ethem er dan eindelijk is (een uur te laat), zegt Samantha daar wat van.
Regel 4: Roddel nooit over collega's
Roddelen is mensen 'zwart maken' als ze er niet bij zijn. Als je roddelt, ben je onbetrouwbaar, want je zegt niet rechtstreeks tegen de ander wat je dwars zit. Bijvoorbeeld: Als Samantha met een collega, Fatima, is uitgestapt, begint Fatima over Ethem te roddelen, terwijl ze niets tegen Ethem zei toen hij te laat was.
Regel 5: Sta open voor kritiek
Als je samenwerkt, probeer je samen oplossingen te bedenken. Dat betekent dat je kritiek kunt krijgen. Iemand anders vindt dat je iets op een andere manier moet doen. Denk daar over na en ga er niet meteen tegen in. Bijvoorbeeld: Fatima zegt tegen Samantha dat ze beter eerst de bureaus kan schoonmaken en daarna de vloeren. Samantha vraagt aan Fatima waarom dat zo is en zegt daarna dat ze dat zal doen.
Regelt 6: Houd rekening met anderen
Mensen verschillen. Iedereen is verschillend opgevoed. Houd daar rekening mee, dan verloopt de samenwerking prettiger. Bijvoorbeeld: Samantha's man, Freddy, vindt het maar flauwekul dat sommige Islamitische collega's van Samantha met een hoofddoekje rond lopen. Samantha vindt dat geen probleem. 'Iedereen verschilt en ik heb er geen last van', zegt ze.
Regel 7: Kom met ideeën
Er bestaan een spreekwoord: 'twee weten meer dan een'. Zo is het ook met samenwerken. Door na te denken over je werk en met een idee te komen, wordt het werk beter. Bijvoorbeeld: Samantha vindt dat een bepaald type dweil niet goed is en stelt voor de vloeren met een andere dweil te gaan doen. Dit zegt ze tegen Ethem, die zegt er eens over na te denken. Een week later zegt Ethem tegen Samantha: 'Dat was een goed idee, er komen andere dweilen'.
Regel 8: Probeer anderen te helpen
In een team werk je niet alleen. Juist door elkaar te helpen, voelen mensen dat ze niet alleen staan en in een team werken. Bijvoorbeeld: Samantha is klaar met het schoonmaken van haar etage. Daarna helpt ze Fatima nog even met haar etage omdat Fatima zich niet lekker voelt.
Regel 9: Geef anderen complimenten
Mensen werken prettig als ze te horen krijgen wat ze goed doen. Geef dus niet alleen kritiek, maar ook complimenten. Bijvoorbeeld: Als Samantha Fatima komt helpen omdat ze zich niet lekker voelt, zegt Fatima tegen Samantha: 'Dat vind ik erg aardig van je'.
Regel 10: Beloof geen dingen die je niet waar kan maken
Een ander helpen is perfect, maar beloof geen dingen die je niet kan waar maken. Je eigen werk gaat voor. Als mensen verwachten dat je ze helpt, maar je doet het niet, dan vinden ze dat vervelend. Bijvoorbeeld: Fatima vraagt de volgende dag of Samantha haar weer kan helpen. Maar Samantha is die dag extra druk; er is namelijk iemand ziek. Samantha is daar duidelijk in. Ze zegt: 'Dat lukt me vandaag niet, Fatima, er is iemand ziek'.