De toekomst van de pensioenen
Al jaren wordt er geroepen dat met de vergrijzing van de samenleving in Europa ons algemene pensioenstelsel wordt bedreigd. De afgelopen kredietcrisis en risicovolle beleggingen hebben dat nog actueler gemaakt. Regeringen van de E.U. zijn al bezig maatregelen te nemen, o.a. door de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen. Maar is dat wel de juiste oplossing?
Zoals iedereen weet functioneert een pensioenstelsel zo dat er aan de ene kant door een werkend gedeelte van een bevolking premies worden betaald, die proportioneel zijn aan hun inkomsten, en aan de andere kant van die premies pensioenen worden afgedragen aan degenen, die bij een wettelijk bepaalde leeftijd zijn gestopt met hun werk. Dit systeem functioneert het meest optimaal wanneer de werkende bevolking twee of drie keer zo groot is als het gedeelte van de bevolking dat met pensioen is. Een fonds kan zo nl. een brede dekking hebben en het overschot aan geld beleggen en laten groeien met oog op de toekomst.
Echter, het probleem is dat door de vergrijzing het deel van de bevolking, dat met pensioen is gegaan, groeit, en het andere juist afneemt, met als gevolg dat er steeds minder premies worden afgedragen terwijl er meer pensioengeld betaald moet worden. Vooral in de jaren negentig en het begin van deze eeuw hebben pensioenfondsen dat geprobeerd op te vangen door beleggingen met een hoge rentegraad. Deze waren daarom niet absoluut zonder risico, iets waar op dat moment onvoldoende rekening mee werd gehouden omdat de economie goed ging. Tijdens de afgelopen kredietcrisis is dit uiteindelijk gebleken.
Het grootste pensioenfonds van Nederland, het ABP, pleit nu voor flexibele pensioenfondsen met individueel meer keuzemogelijkheden. Zij zegt ook dat de pensioensvoorziening van 625 miljard euro op dit moment nog groot genoeg is. Dat is een heel andere mening dan die de regering van Nederland is toegedaan.
Ook volgens prof. Theo Nijman, hoogleraar Beleggingstheorie aan de Universiteit van Tilburg, zouden er individuele pensioenproducten moeten komen. Deze zijn dan afhankelijk van leeftijd, functie, levensverwachting en bestaande pensioenopbouw. Hij gaat dan vooral uit van verschillende beleggingsvormen van de pensioengelden. Daarbij is vooral het onderscheid tussen ouderen en jongeren voor hem belangrijk. Terwijl ouderen steeds de helft van de inflatie gecorrigeerd krijgen, zal dat dan voor jongeren afhangen van de financiële positie van het fonds.
De oplossing van de politiek
De oplossing, die de regeringen van bijna alle de E.U.-landen hiervoor lijken te hebben bedacht, is om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen naar 67 jaar, de pensioenen af te toppen en blijven werken na de pensioenering te stimuleren. Zo denkt men het gedeelte van de samenleving, dat pensioenpremie afdraagt, te vergroten en tegelijkertijd het poensioenontvangende deel te verkleinen.
Daarbij wordt echter niet voldoende rekening gehouden met de werkloosheid en de noodzaak om juist jongeren in het werkproces in te zetten, aangezien die nog een heel leven voor zich hebben, waarin premies kunnen worden afgedragen. Bovendien is het al jaren zo dat ouderen door de druk van jongere arbeidskrachten en lagere lonen al veel eerder dan de oorspronkelijke pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar) zonder werk kwamen te zitten. Dit werd opgevangen door een vervroegde pensioenregeling. Nu dat niet meer zomaar mogelijk is, zullen ouderen zonder werk dus in aanmerking moeten komen voor een uitkering volgens de Werkloosheidswet en later de Bijstand. Dit geld komt weliswaar uit een andere pot, maar is ook het resultaat van premies en belastingen. Bovendien vloeien dan de premies, die zulke ouderen afdragen, niet uit de productie voort maar worden ze overgeheveld van de ene overheidspot naar de andere.
Andere oplossingen
Daarom lijkt deze oplossing niet de juiste. Misschien zou er eerst eens gekeken moeten worden naar hoe het werkende gedeelte van de samenleving juist op een andere wijze vergroot kan worden, o.a. door het verminderen of opvangen van de werkloosheid. Daarbij moeten wein eerste instantie rekening houden met de oorzaken van de werkloosheid. De belangrijkste is al sinds jaren natuurlijk de toenemende technologie. Werknemers worden steeds meer vervangen door machines en robots. Computers zorgen ervoor dat productie dat vroeger door drie of vier personen werd verzorgd nu met slechts één werknemer afgedaan kan worden.
Een andere oorzaak van de huidige werkloosheid ligt o.a. in een tendens van bedrijven om filialen in andere landen te openen en daar goedkopere werkkrachten te contracteren, terwijl in het land van origine duurdere werknemers juist worden ontslagen. Daarbij moet ook gedacht worden aan een uitbesteding van werk aan dienstverlenende bedrijven in andere landen, waar de lonen lager zijn, met als gevolg dat dienstverlenende bedrijven in het land van origine minder opdrachten krijgen en zo op den duur werknemers moeten ontslaan.
Vooral de eerste oorzaak, die van de machine, die het werk overneemt van de werknemers, hoeft niet slecht te zijn. Het is een feit dat de werkgevers daardoor veel meer winst maken, wat op zich goed is voor de economie. De bedoeling is dan wel dat er geïnvesteerd wordt, en het is maar de vraag waar. Maar met alle offers, die er worden gemaakt om die winst te verkrijgen, zou daar iets tegenover moeten staan. Daarom zou een werkgever verplicht moeten worden om een deel van die extra winsten af te dragen. Dat kan door voor iedere machine, computer of robot, die deze in zijn bedrijf heeft, pensioenpremie af te dragen. Want al die kunstmatige werkkrachten zijn in feite net zo goed werkkrachten, en net zo of zelfs meer productief dan een menselijke werkkracht. Als vanuit die gedachte premies worden afgedragen, is ons pensioenstelsel voor de toekomst gered, want het ziet er naar uit dat de machine steeds meer de plaats van de mens zal gaan innemen.
Immigratie
Een ander aspect, dat ons pensioenstelsel voor de toekomst lijkt te kunnen redden, is de immigratie. Mocht het zover komen dat het werkende deel van de samenleving in aantal niet genoeg zal zijn om de gepensioneerden te ‘onderhouden’, dan zal die steeds belangrijker worden. Al in 2004 was dat de conclusie van het onderzoekbureau Watson Wyatt in een rapport voor het World Economic Forum (zie: Trouw, 20-1-2004). Daarbij gaat men uit van dat in andere landen, zoals China, India en Latijns-Amerikaanse landen, de bevolking juist nog altijd sterk groeit. Om de werkende bevolking op het gewenste niveau te houden zouden Europese landen echter ongeveer 2 a 3 keer zoveel immigranten moeten opnemen als ze nu doen. De tendens is op dit moment echter juist omgedraaid, wat te maken heeft met angst voor fundamentalisme, teleurstelling rondom het gebrek aan integratie en de problemen met vooral derde generatie moslimjongeren.
Een ander alternatief, dat toen al werd aangedragen, was juist een investering in arbeidskrachten in het buitenland. Zo zouden westerse bedrijven en pensioenfondsen mede profiteren van de productiviteit die in die landen aanwezig is. Maar dan moet er wel een manier zijn om uit die productiviteit in andere landen ten gunste van bedrijven uit eigen land gelden te halen die de pensioenen ten goede zullen komen. Er zouden dus belastingen geheven moeten worden op iedere werknemer die een bedrijf in een buitenlands filiaal heeft of op elke opdracht, die naar het buitenland gaat.