Zionistisch terrorisme tussen 1946 en mei 1948
De staat Israël werd gesticht in 1948. Dit ging niet zonder slag of stoot aangezien op het grondgebied dat Israël werd eeuwenlang andere bewoners woonden. In hun strijd om soevereiniteit over het gebied werden door zionisten diverse terroristische aanslagen gepleegd gericht tegen zowel de Britse mandaatsregering als de bewoners van het te veroveren gebied.
Zionistisch terrorisme 1946-1948
Chronologisch overzicht zionistisch terrorisme
In de jaren 1946 tot 1948 was er een sterke toename van het zionistisch gemotiveerde terrorisme, een beknopt chronologisch overzicht:
- Op 18 juni 1946 kwamen de zionisten na hun aanslag op een Britse regeringsleider met een nieuwe primeur, namelijk het gijzelen van personen om op die manier een zekere druk uit te oefenen op de Britse mandaatsregering.
- Een maand later op 22 juli van 1946 werd een deel van het King David Hotel te Jeruzalem opgeblazen. Er vielen hierbij 91 doden. Het waren zowel Arabieren, als Britten als ook joden. Deze actie was van Irgoen.
- Op 13 oktober van 1946 plaatsen zionisten in Rome een aantal koffers met daar in bommen in de Britse ambassade.
- Op 5 december van 1946 bliezen zionisten in een burgerwijk in Sarafand (nabij Jaffa) een aantal auto's tot ontploffing door middel van autobommen.
- Op 29 december van 1946 werden 4 Britse militairen ontvoerd als vergelding voor een straf die het Militair Strafhof een zionistische terrorist had opgelegd.
- Begin juni 1947 werden 20 bombrieven door zionisten vanuit Italië verzonden met bestemming Londen.
- Op 30 juli van 1947 werden twee hogere Britse militairen opgehangen bij een boomgaard in de buurt van Natanya. Hun verwijderde geslachtsdelen hadden ze in hun mond. Bij het ontdekken van de lichamen stond de ontdekkers nog een verassing te wachten: boobytraps Bovendien waren ze voorzien van een bordje met een tekst waaruit was op te maken dat het een vergeldingsactie was voor de ter dood veroordeling van drie joodse terroristen.
- Van eind 1947 tot half 1948 werden vanuit illegaal door joden gebouwde panden langs de hoofdweg tussen Jeruzalem en Ramallah door soldaten geschoten op Palestijnse voertuigen. Bussen golden hierbij als bonus.
- In december van 1947 begon de etnische zuivering van dorpen en steden. De primeur was voor Haifa, waar destijds zo'n 75 duizend Palestijnen woonachtig waren. Vanaf hoger gelegen gebieden werden door joodse kolonisten vaten vol met explosieven en grote stalen bollen naar beneden geworpen. Hierna goten ze olie met benzine over de wegen en staken deze in brand. Mensen die hun toevlucht zochten in rivieren werden beschoten door het leger. Daarna werd er nog een bom tot ontploffing gebracht ten midden van een grote groep arbeiders die de stad probeerde te ontvluchten.
- Een hoge joodse officier verklaarde in 1947 tegen over de Britten dat hij het geen probleem vond dat in de gebieden die de joden kregen meer Palestijnen woonden dan joden, zijn reactie was: ‘Dat lossen we wel op. Een aantal goed geplande bloedbaden krijgt ze wel klein’.
Irgoen
Irgoen pleegde dagelijks aanslagen tegen Britten en Palestijnse burgers. Degen die hier voor de verantwoording had was
Menachem Begin, die later premier zou worden en de Nobelprijs voor de Vrede (!) zou ontvangen. Irgoen opereerde in overleg met
Hagana en de voorlopige joodse regering. Zij gingen na de onafhankelijkheid samen met andere terreurorganisaties op in Hagana: het officiële Israëlische leger, dat ook min of meer het beleid zou overnemen.
Primeurs
Opvallend is, dat zionisten telkens in iedere 'terreurdiscipline' een
wereldprimeur hadden. Eerste al de granaten in her Palestijns café te Jeruzalem in 1937. Vervolgens op 6 juli van 1938 een aanslag waarbij gebruik werd gemaakt van een geavanceerde tijdbom op een drukbezochte markt te Haifa. Dit gaat zo door tot in 1947. Dergelijke primeurs voor wat betreft terreurdaden komen in de volgende jaren steeds weer voor.
Landroof en genocide
David Ben-Goerion schreef hierover voor de militaire doctrine het volgende: ‘Het gaat niet om de vraag of een maatregel noodzakelijk is of niet. Het gaat alleen om tijd en plaats. Een huis opblazen is niet genoeg. Wrede en sterke maatregelen zijn nodig. Op het juiste tijdstip, de juiste plaats en met nauwkeurig berekende slachtoffers. Als we de familie kennen moeten we ongenadig toeslaan, ook als er vrouwen en kinderen bij betrokken zijn. Anders is de maatregel inefficiënt. Op de plaats van actie is het niet nodig onderscheid te maken tussen schuldigen en onschuldigen’. Dit is de huidige doctrine van het Israëlische leger.
Met het naderbij komen van het einde van het Britse Mandaat in het jaar '48 begon Hagana de Arabische wijken in Jeruzalem buit te maken. In april hadden ze ook al grote stukken 'Arabisch land' (volgens het plan van de VN) ingenomen. In deze zelfde maand besloot Ben-Goerion een nieuw en veel heviger aanvalsplan op de Palestijnse steden te gaan toepassen. Het 4e
Plan Dalet , dat uit meerdere operaties bestond, zou in anderhalve maand voltrokken worden, en gereed zijn op de dag van het ophouden van het Britse Mandaat. Irgoen en de Stern-groep kregen de opdracht Deir Yaseen buit te maken. In de nacht 10 april 1948 werden zo'n 250 (voornamelijk vrouwen en kinderen) hier als beesten afgeslacht. Overlevenden werden in een truck gestopt en door de straten van Jeruzalem gereden. Hierna werden ze alsnog met kogels doorzeeft. Een andere groep werd bij de Mandelbaum Poort, door een joodse menigte gestenigd. Tussen 1947 en 1949 volgden nog 355 vergelijkbare operaties. Hierbij werd ingeschat hoeveel moorden zouden leiden tot het wegvluchten van de rest. Israëlische soldaten hadden daarbij een boodschappenlijstje meegekregen van Palestijnen die sowieso moesten worden omgebracht. Vanuit de lucht werden stromen vluchtelingen ook nog eens beschoten. Eerst was de regering nog in verwarring omdat de moord op Palestijnen niet leiden tot geweld van hun kant. Daardoor werd het wel erg lastig om tegenover de rest van de wereld te betogen dat het ging om vergeldingen. Maar men besloot in het beleid op te nemen dat een duidelijk aanwijsbare aanleiding niet nodig was.
Onafhankelijkheid
Op 14 mei van 1948 werd dan de
Staat Israël uitgeroepen. Een dag eerder ontving president
Truman van de Verenigde Staten hierover een brief met daarin het verzoek de staat te erkennen. Minister van Buitenlandse Zaken
Marshall eiste nog van Truman dat hij niet tot erkenning zou overgaan. ‘
Zij verdienen geen staat, zij hebben dat land gestolen. Als U tot erkenning overgaat, dan stem ik waarschijnlijk niet op U bij de volgende verkiezingen…’, waren zijn woorden. Het is er ondanks dat toch van gekomen...