mijn kijk opLevenslessen uit Pippi Langkous' avonturen
De avonturen van Pippi Langkous vormen een inspiratiebron voor verschillende generaties kinderen. Maar ook volwassen kunnen plezier beleven met dit ondeugend, niet op haar mond gevallen meisje. Welke levenslessen zijn er te ontdekken in deze boeken van Astrid Lindgren?
Pippi Langkous, een negenjarig meisje, woont alleen in Villa Kakelbont. Haar moeder is vroeg gestorven en haar vader is spoorloos sinds hij uit zijn piratenschip gevallen is. Voor de buitenwereld voelt dit alles zielig aan, maar Pippi relativeert dit sterk. Ze doet gewoon over datgene wat ze op haar levenspad tegenkomt. Ze is groot gebracht in een mini-anarchistisch milieu (een piratenschip) waar ze niet werd opgeleid om te functioneren in een vooraf bepaald keurslijf.
Iedereen is uniek!
Pippi is wie ze is: een roodharig meisje met sproeten, rare kleren, lange kousen en schoenen zo reusachtig als boten. Ze is anders dan de anderen en maalt daar niet om. Pippi is zelfzeker en heeft een kleurrijke fantasie.
Een zeldzame keer voelt ze zelf aan dat ze anders is dan haar leeftijdsgenoten. Zo merkt ze dat ze nooit brieven ontvangt. Als oplossing hiervoor schrijft ze zichzelf dan maar een brief die keurig door de postbode gebracht moet worden.
De eigenzinnige Pippi geeft aan alles een draai zodat het past in haar kraam. Op die manier kan ze het onrecht dat zij denkt te ervaren teniet doen. Tommy en Annika, haar beste vrienden, gaan graag naar Pippi. De kinderen mogen er alles doen zonder dat ze op hun vingers worden getikt. Villa Kakelbont is voor hen een veilige thuis, een plek om zichzelf te zijn, zonder de invloeden van de soms kleurloze buitenwereld.
Iedereen is gelijk
Onrecht voor mens en dier kan Pippi niet verdragen. Ze zal snel en kordaat de persoon in kwestie terechtwijzen. Dit doet ze altijd op een speelse en vriendelijke manier. Maar wat er ook gebeurt, ze vergeeft het bijna onmiddellijk. Enkele onhandige inbrekers worden snel haar speelkameraden nadat ze hen berispt heeft. Een andere keer betrapt ze een boer die zijn paard mishandelt. Eerst zet ze die man op zijn plaats, waarna ze een handje toesteekt door de zwaar geladen kar met 1 hand naar de boerderij te trekken.
Pippi velt geen (definitief) oordeel over iemand. Alle levende wezens zijn gelijk en dienen dezelfde behandeling te krijgen. Ze heeft een groot mededogen naar iedereen. Zo heeft Pippi net Tommy gered van een haai. Op het strand begint ze te wenen. Niet omdat ze schrik had haar beste vriend te verliezen, maar eerder omdat de haai die dag zonder eten zit.
Alles is nieuw!
Juf Langkous kijkt naar alles alsof ze het voor de eerste keer ontdekt. Ze stelt datgene wat al lang door de volwassenen aanvaard is toch nog in vraag. Zo hebben de ‘grote mensen’ alles al een naam gegeven. Op haar beurt wil Pippi ook een woord uitvinden zoals bijvoorbeeld het woord 'spunk'. Het meisje met de vlechtjes gaat op zoek naar iets dat bij dit woord past.
Met een open blik kijkt ze naar de dingen en geeft ze er een eigenzinnige invulling aan. Pippi gebruikt bijvoorbeeld een wc-borstel om er deeg mee te maken.
Ze vertelt graag fantasierijke verhalen alsof ze echt lijken om zo het leven wat boeiender te maken.
Het leven is een kleurrijk spel!
Vanuit Pippi's glinsterende kinderogen bekeken is het leven mooi. Alles wat op haar afkomt aanziet ze als een tof gezelschapsspel. Pippi kent immers datgene niet wat in de huidige maatschappij vaak dé negatieve drijfveer is, namelijk ‘angst’. De dagelijkse beslommeringen pakt ze aan alsof het een puzzel is die zij zelf mag inkleuren met haar fantasierijke 'leugentjes'. In Pippi's wereld moeten huishoudelijke taken op zo'n manier gebeuren dat het heerlijk is om ze te doen. Zo bevestigd ze twee borstels aan haar voeten en schuurt het ganse huis totdat het blinkt!
Het is zinloos om na enkele tegenslagen te blijven jammeren. Het slechte verhaal herhaaldelijk vertellen aan Jan en alleman lost toch niets op. Op deze manier wordt het negatieve telkens herbeleefd. Je kan het beter relativeren, het ontmijnen door ermee te lachen.
Zo worden de kinderen van het Taka-Tukaland bedreigt door 2 boeven. Pippi overmeestert ze snel en de boeven zijn voor de dappere meid geen bedreiging meer. Ze is ze zo goed als vergeten, terwijl dit voor de andere kinderen een grotere impact heeft. Efraïm Langkous, de vader van Pippi, komt terug aan land. Een 'normaal' kind zou paniekerig naar haar vader rennen, maar zij vertelt een futiliteit over haar aap: "Och ja, Meneer Nilsson is zijn strooien hoed kwijt".
Het diepere aanvoelen als betrouwbare gids
Pippi's diepere oorspronkelijke natuur bepaalt wat kan en niet kan. Niet de ouders, de school of de politie die haar de regeltjes van de maatschappij willen opleggen en haar naar een kindertehuis willen sturen. Daar antwoordt ze eenvoudig en gevat op: "ik ben een kind en dit is mijn huis, dus hier staat mijn kindertehuis!" Niet haar verstand maar haar hart gidst haar door de dag. Ze zit niet eerst oeverloos over alles na te denken. Impulsief volgt ze haar gevoelens.
Hoe kunnen we haar enorme kracht interpreteren? Is het de kracht van de geest, de kracht van een persoon in balans? Iemand die handelt vanuit het eigen centrum kan alles aan! Door het leven wandelen met als motto: "alles kan, alles is mogelijk!"
Vol vertrouwen in de goedheid van de mens fladdert Pippi door het leven.
Het kind in jezelf levend houden
Op het einde van deze boeiende 'trilogie' nemen de drie kinderen een pilletje om te voorkomen dat ze volwassen worden. Ze willen zich geen zorgen maken. Dankzij deze wonder-erwt willen ze elke dag met een kinderlijke frisheid tegemoet gaan! Alles wat ze doen zien ze als een groot spel waar je soms wat verliest maar vaak ook kunt winnen.