Joodse Bijbel: Israëls beproevingen in de woestijn
De kinderen van Israël hebben voor bijna een geheel jaar hun kamp bij de Berg Sinaï gehad, wanneer de wolkenzuil voor de eerst opstijgt, over de Tabernakel. Meteen zetten de kinderen van Israël hun reis voort. Volgens het bevel van G'd, zetten de Joden hun reis door tot zij de Woestijn van Paran bereiken. Ondertussen worden de Joden aan beproevingen blootgesteld. Maar steeds weer biedt G'd de helpende hand.
Per vers het
commentaar van Rashi, de Joodse Bijbelcommentator die leefde van 1040-1105. Rashi wordt beschouwd als de leraar van de leraren. Door alle traditionele Joden wordt Rashi als autoriteit op het gebied van de Joodse Bijbel en de Talmoed beschouwd. Vandaar dat het belangrijk is om zijn commentaar op de Joodse Bijbel weer te geven. Rashi gebruikt nieuw Hebreeuws aangevuld met Oud Franse woorden. Zijn taalgebruik is soms wat orakelachtig kort. Voor nadere verklaring is het verstandig een orthodox Joodse rabbijn te raadplegen.
Vertrek uit de Sinaï
De kinderen van Israël hebben voor bijna een geheel jaar hun kamp bij de Berg Sinaï gehad, wanneer de wolkenzuil voor de eerst opstijgt, over de Tabernakel. Meteen zetten de kinderen van Israël hun reis voort. Volgens het bevel van G'd, zetten de Joden hun reis door tot zij de Woestijn van Paran bereiken.
De mensen vragen om vlees
De vermoeidheid begint een rol te spelen. Het Egyptische uitschot dat met de Israëlieten is meegereisd begint de ontevredenheid onder de Joden te voeden. Spoedig beginnen de kinderen te jammeren over het 'verloren paradijs' van Egypte en de ontberingen van de woestijn.
Leviticus 11:4-6: Ze klagen:
"Wie geeft ons vlees te eten? Wij denken terug aan de vis, die wij in Egypte aten om niet, aan de komkommers en de meloenen, het look, de uien en het knoflook. Maar nu drogen we uit, er is in het geheel niets, wij krijgen alleen dit manna te zien."
Maar de menigte: Hebreeuws וְהָאסַפְסֻף, letterlijk, de bijeenkomst. Dit waren de gemengde menigte, die zich aan Israël had gehecht toen ze Egypte verlieten (zie Exodus 12:36). - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42: 4, Midrasj Aggadah]
[De kinderen van Israël] nogmaals ...: De kinderen van Israël huilden ook weer samen met hen. - [Midrasj Aggadah]
Wie geeft ons vlees?: Hadden ze geen vlees? Staat er niet: "Ook ging er een grote gemengde menigte met hen op, en kudden en vee" (Exodus 12:38)? Je zou kunnen zeggen dat ze ze al hadden opgegeten. Maar toen ze op het punt stonden het land binnen te gaan, staat er dan niet geschreven dat "de kinderen van Ruben veel vee hadden" (Numeri 32:1)? Het antwoord is dat ze een voorwendsel zochten. - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42:4]
die we gratis in Egypte aten: als u zegt dat de Egyptenaren hun gratis vis gaven, staat er dan niet al: "U zult geen stro krijgen" (Exodus 5:18)? Als stro niet gratis werd gegeven, werd hun dan gratis vis gegeven? Dus wat betekent "gratis"? Vrij van [de last van] voorschriften. - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42: 5]
de komkommers: R. Simeon zegt: Waarom veranderde het manna in alles behalve deze? Omdat ze schadelijk zijn voor moeders die borstvoeding geven. We vertellen een [zogende] vrouw: "Eet geen knoflook of ui, voor het belang van de baby. Dit kan worden vergeleken met een koning [die zijn zoon overgaf aan een leraar. Hij ging zitten en beval hem en zei tegen hem: 'Zorg ervoor dat hij geen schadelijk voedsel eet en geen schadelijke drank drinkt. Daarom klaagde de zoon over zijn vader en zei: "Niet omdat hij van me houdt, maar omdat hij niet wil dat ik eet"], zoals het in de Sifrei staat (Beha'alothecha 1:42: 5).
we hebben niets dan manna om naar te kijken: Manna in de ochtend, manna in de avond. - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42: 5]
Mozes luistert naar het gejammer met verdriet en hij bidt tot G'd. De Eeuwige luistert naar zijn gebed. Hij beveelt Mozes zeventig wijzen te selecteren die G'd goddelijke geest zou schenken; zij zullen de last dragen om het volk te leiden. G'd belooft ook dat het volk het vlees zal krijgen waar ze om smeken, maar dat het naar hen komt als een bittere straf.
Leviticus 11:18-20:
"De Eeuwige zal u vlees geven en gij zult eten. Gij zult het niet één dag eten en geen twee dagen, geen vijf dagen, geen tien dagen en geen twintig dagen, maar een volle maand lang, totdat het uw neus uitkomt en gij er van walgt - omdat gij de Eeuwige hebt veracht, die in uw midden is en aldus voor zijn aangezicht hebt gejammerd: Waarom toch zijn wij uit Egypte getrokken?"
Bereid u voor: Hebreeuws הִתְקַדְּשׁוּ, bereid u voor op straf. Evenzo staat er: "en bereid ze voor op de dag van de slachting" (Jeremia 12:3). - [Sifrei Beha’alothecha 1:42:18]
Maar zelfs voor een volle maand: dit [betrof] de [relatief] deugdzamen, die wegkwijnen op hun bed en later hun ziel vertrekt. Maar over de goddelozen zegt het: "het vlees zat nog tussen hun tanden [... toen de toorn des Heren laaide ...]" (vers 33). Dit is hoe het wordt onderwezen in de Sifrei (Beha'alothecha 1:42:20), maar in de Mechilta (Beshallach, Vayassa 3:13) wordt het tegenovergestelde geleerd: de goddelozen aten en leden [als resultaat] dertig dagen. , terwijl [betreffende] de deugdzamen- "het vlees zat nog tussen hun tanden" [dus leden ze geen langdurige pijn].
totdat het uit je neus komt: Zoals Targum zegt: "Je zult er ziek van worden"; het zal voor u lijken alsof u zich erin propt totdat het via de neus wordt afgevoerd.
en maakt je misselijk: Hebreeuws וְהָיָה לָכֶם לְזָרָא Je zult het gemakkelijker van je afwerpen dan dat je het verwelkomde [Sifrei Beha’alothecha 1:42:20]. In de woorden van R. Moshe Hadarshan (de prediker) merkte ik op dat er een taal is waarin een zwaard זָרָא wordt genoemd, [wat betekent dat dit vlees de oorzaak van hun dood zal zijn].
de Heer die onder jullie is: Als Ik Mijn Aanwezigheid niet onder jullie had gevestigd, zou je niet de arrogantie hebben gehad om je met al deze zaken bezig te houden. - [Sifrei Beha’alothecha 1:42:20]
Mozes is verbaasd dat er zoveel dieren zullen zijn om alle mensen eten te geven. Maar G'd zegt:
"Zou de hand van de Eeuwige te kort zijn?"
Er steekt een sterke wind op en blaast kwakkels in het kamp. Het volk verzamelt alle dieren en eet tot ze verzadigd is. Maar de Eeuwige treft hen met een plaag. De plaats wordt Kivroth-hattaavah genoemd, omdat men daar het gulzige volk begraven heeft.
De zeventig wijzen
De zeventig wijzen worden geselecteerd om de last op de schouders van Mozes te verlichten. In die tijd gebeurt een episode die het karakter van Mozes in al zijn puurheid en grootheid reflecteert. Twee van de geselecteerde mannen die kandidaten voor het leiderschap zijn blijven in het kamp, want G'd heeft om slechts 70 mannen gevraagd, terwijl er 72 kandidaten geselecteerd zijn van de twaalf stammen, van elke stam zes. Eldad en Medad vallen af, maar toch blijft de geest van G'd op hen rusten en zij beginnen te profeteren dat Mozes zal sterven voordat het volk het land Israël zal binnentrekken. En zij zeggen dat Jozua de kinderen van Israël Kanaän binnen zal leiden. Jozua klaagt hierover bij Mozes. Maar Mozes vertelt hem:
"Wilt gij voor mij ijveren? Och, ware het gehele volk des Heren profeten, doordat de Eeuwige Zijn geest op hen gave!"
De zonde van Mirjam
Als de tijd verstrijkt beginnen Mirjam en Aäron, die naast Mozes de grootste leiders en profeten in Israël zijn, onvriendelijk over Mozes te praten. God hoort dit en zegt:
Leviticus 12:6-8:
"Hoor nu mijn woorden. Indien u onder een profeet is, dan maak Ik, de Eeuwige, Mij een gezicht aan hem bekend, in een droom spreek Ik met hem. Niet aldus met mijn knecht Mozes, vertrouwd als hij is in geheel mijn huis. Van mond tot mond spreek Ik met hem, duidelijk en niet in raadselen, maar hij aanschouwt de gestalte des Heren. Waarom hebt gij u dan niet ontzien tegen mijn knecht Mozes te spreken?"
Luister alstublieft naar Mijn woorden: [De term] נָא duidt altijd een verzoek aan. - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42: 6]
Als er profeten onder u zijn: Als u profeten heeft…. - [Targum Onkelos]
[Ik] de Heer zal Mijzelf aan hem bekendmaken in een visioen: De Goddelijke Aanwezigheid van Mijn Naam wordt hem niet met duidelijke helderheid geopenbaard, maar in een droom of een visioen. - [Tanchuma Tzav 13]
Mond tot mond: ik zei hem dat hij van zijn vrouw moest scheiden (Sifrei Beha'alothecha 1: 42: 8, Tanchuma Tzav 13). Waar heb ik hem dit verteld? Bij Sinai; "Ga en zeg hun:‘ Keer terug naar uw tenten ’, maar blijf hier bij Mij” (Deuteronomium 5:27). - [Zie Shab. 87a]
in een visioen maar niet in raadsels: "Een visioen" verwijst naar het visioen van spraak, want ik druk mijn communicatie met Hem uit met absolute duidelijkheid, en ik verdoe het niet met raadsels zoals het tegen Ezechiël werd gezegd: raadsel ”(Ezechiël 17: 2). Ik zou kunnen denken dat het verwijst naar de visie van de Goddelijke Aanwezigheid [zelf]! De Bijbel leert daarom: "U kunt Mijn aangezicht niet zien" (Exodus 33:23). - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42: 8, Tanchuma Tzav 13]
en Hij aanschouwt het beeld van de Heer: dit verwijst naar een visioen van de "rug", zoals er staat, "en je zult Mijn rug zien" (Exodus 33:23). - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42: 8, Tanchuma Tzav 13]
tegen mijn dienaar Mozes: Hebreeuws בְּעַבְדִי בְמשֶׁה, lett., Tegen Mijn dienaar, tegen Mozes. De Schrift zegt niet בְּעַבְדִי משֶׁה, tegen Mijn knecht Mozes, maar בְּעַבְדִי בְמשֶׁה, tegen Mijn knecht, tegen Mozes. [De betekenis is als volgt:] tegen Mijn dienaar, zelfs als hij niet Mozes was, en tegen Mozes, zelfs als hij niet Mijn dienaar was, je zou hem zeker hebben moeten vrezen, en des te meer omdat hij Mijn dienaar is, en de dienaar van de koning is zelf een koning! Je had moeten zeggen: "De koning houdt niet voor niets van hem." Als je beweert dat ik me niet bewust ben van zijn daden, is deze [verklaring] erger dan je vorige. - [Sifrei Beha’alothecha 1: 42: 8, Tanchuma Tzav 13]
Op hetzelfde moment ontdekt Mirjam dat ze lepra heeft. Aäron smeekt Mozes tot G'd te bidden en Mozes doet het meteen. G'd zegt dat Mirjam zeven dagen uit het kamp moet blijven; daarna zal ze genezen zijn en mogen terugkeren.
Samenvatting - vragen
Om voor uzelf te controleren of u de tekst goed begrepen heeft volgt hier een aantal vragen. De antwoorden vindt u terug in bovenstaande tekst.
- Wanneer vertrekt het volk Israël bij de Berg Sinaï?
- Waarom klaagt het volk?
- Waarom worden zeventig wijzen aangewezen?
- Welke zonde begaat Mirjam?