Torastudie: Jozef bestuurder Egypte-Genesis 41:48-55
In Genesis 41:48-55 wordt verteld hoe Jozef als onderkoning van Egypte al het koren opspaarde in de tijd van overvloed. Toen de hongersnood eenmaal uitbrak in het Midden-Oosten en er alleen in Egypte brood was, regelde Jozef de verdeling van het koren onder de Egyptenaren.
Genesis 41:48-55
En hij verzamelde al het voedsel van de zeven jaren, dat in het land Egypte was, en hij sloeg het voedsel in steden op; de opbrengst van de velden die om elke stad gelegen waren, sloeg hij daarin op. En Jozef hoopte koren op als zand der zee, geweldig veel, zodat men op hield te tellen, want er was geen tellen aan...Toen de zeven jaren van overvloed, die er in het land Egypte geweest was, verstreken waren, begonnen de zeven jaren van de hongersnood te komen, zoals Jozef gezegd had; in alle landen was hongersnood, maar in het gehele land Egypte was brood. Toen het gehele land Egypte honger leed, en het volk tot Farao om brood riep, zei Farao tot alle Egyptenaren: Gaat tot Jozef; doet wat hij u zegt.
Genesis 41:48
Verzamelde hij (Jozef) alle spijs van de zeven jaren, die in het land Egypte waren, en legde de spijs in de steden.
opbrengst:
Elk deel van het land handhaaft zijn eigen opbrengst; men mengt de lokale stof in graan en weerhoudt het van verspillen
prestatie van personen:
Ook de opbrengst van de mens vereist enige 'lokale stof' als een conservering, tenzij het verrot is.
Hoe groter de prestaties van personen, hoe meer vatbaar ze zijn voor corruptie. Een vruchtbare opbrengst in het leven -materieel of stoffelijk- kan arrogantie verwekken die alles dat goed en Goddelijk is aantast. De oplossing is een dosis stof. Iemand die zijn succes met nederigheid koestert, garandeert hun conservering als positieve en constructieve krachten in zijn eigen leven en in de levens van zijn naasten.
Genesis 41:50
En aan Jozef werden geboren twee zonen...
Galoet
In de Galoet (verbanning), wordt een persoon zijn 'huis' ontnomen van zijn omgeving dat zijn geloof handhaaft, zijn groei voedt en zijn prestaties aanmoedigt. Maar juist omdat het hem de steun van zijn natuurlijke omgeving ontneemt, dwingt de staat van Galoet de persoon zich te wenden tot zijn innerlijke bereiken van zijn ziel en van hieruit reserves van toewijding en beslissing te trekken die nooit getapt kunnen worden in rustige tijden.
Dit is één positieve functie van Galoet. Bovendien verbreedt ballingschap de horizon van een persoon door hem in contact te brengen met dingen en omstandigheden die hij thuis nooit getroffen zou hebben. Veel van deze zijn negatieve dingen en omstandigheden, tegengesteld aan de waarden van zijn thuisland en traditie; maar alles in Gods wereld bezit een positieve potentieel. Wanneer een persoon leert de negatieve aspecten van deze vreemde dingen te weren en te verwerpen, kan hij dan de 'vonken van heiligheid' terugkopen die zij koesteren bij hun kern door hun essentie te gebruiken richting goede en Goddelijke doeleinden.
Jozef ervoer in Egypte deze twee stadia in de positieve exploitatie van de Galoet. Door zijn eerste zoon Manasse (vergeten) te noemen, verwees Jozef naar zijn strijd in een omgeving bedoeld om al zijn herinnering aan huis en haard te verwijderen en hoe zijn strijd tegen vergeten en ontbinding zijn diepste potenties blootlegde. Zijn tweede zoon, Efraïm, die zo genoemd werd "omdat God me veroorzaakte vruchtbaar te zijn in het land van mijn kwelling", vertegenwoordigt de tweede dividend van de Galoet -de manier waarin het "land van kwelling" zichzelf exploiteerde als een bron van groei en productiviteit.
Genesis 41:55
En het volk Farao schreeuwde om brood; zei Farao tot heel Egypte: gaat naar Jozef, wat hij u zeggen zal, doet.
Hongersnood in Egypte
Toen de hongersnood in Egypte zwaar werd, gingen de Egyptenaren naar Jozef en schreeuwden: "Geef ons brood". "Wee mij dat ik de onbesneden mensen moet voeden," riep hij uit. "Ga en besnijdt jezelf," zei hij tegen ze.
Dus zij gingen naar Farao en schreeuwden voor hem. "Ga naar Jozef," zei hij tegen hen. "We zijn naar hem gegaan," antwoordden ze, "en hij beval ons onszelf te besnijden. Hebben we je niet verteld dat hij een Hebreeër is en het is niet goed dat een Hebreeër ons bestuur?"
"Dwazen," zei Farao "verklaarde een boodschapper niet voor hem gedurende zeven jaar van overvloed, 'een hongersnood komt, een hongersnood komt!' waarom hebben jullie geen reserve bewaard van de opbrengst voor een jaar of twee?"
Zij barsten in tranen en riepen: "Zelfs de graan die we thuis hebben is verrot." "Is er geen tarwe over van gisteren en de dag ervoor?" vroeg hij. "Zelfs de brood in onze manden is bedorven," vertelden zij hem.
"Dwazen," antwoordde hij. "Als de graan verrot op zijn decreet, wat zal er gebeuren als hij tegen ons een decreet uitvaardigt en we sterven! Ga liever naar hem en zelfs als hij je vertelt iets van je vlees te snijden, gehoorzaam hem en doe alles wat hij vraagt."