Tora en Masjiach: Gen. 32:4/36:40/38:27 - Joodse uitleg
Opnieuw kijken we in de Tora (Genesis) naar teksten die verwijzen naar de Masjiach (Messias). We bestuderen Genesis 32:4 over de boden die Jacob zendt naar zijn broer Ezau, Vervolgens bestuderen we Genesis 36:40-43 over de vorsten van Ezau. En tenslotte bestuderen we Genesis 38:27-30 over de tweelingen Peretz en Zérach. U vindt de visie van de Lubavitcher Rebbe.
Genesis 32:4
Nu zond Jacob boden vóór zich uit naar Ezau, zijn broeder...
spirituele status van Ezau
In de Tora wordt uitgebreid ingegaan op de boodschappers die naar Ezau werden gezonden. Uit chassidische geschriften blijkt dat Jacob de Messias en de uiteindelijke verlossing verwachtte. Hij had onder moeilijke omstandigheden bij Laban de Tora bestudeerd en God met heel zijn hart gediend. Omdat Jacob alle 613 mitswot naleefde was hij voorbereid op de uiteindelijke verlossing.
De boden van Jacob gingen de spirituele status van Ezau controleren om te kijken of ook hij gereed was voor de verlossing. Maar ze constateerden dat Ezau nog geen berouw toonde over zijn kwade neigingen en daden. De verlossing werd uitgesteld. Tegenwoordig zijn het Joodse volk en de naties van de wereld (vertegenwoordigd door Ezau) klaar voor de verlossing.
Genesis 36:40-43
En dit zijn de namen der vorsten van Ezau...vorst Magdie'el, vorst Iram; dit zijn de vorsten van Ezau....
Galoet Edom
De huidige diaspora wordt Galoet Edom genoemd. De Romeinen (christenen) stammen voor het merendeel af van Edom. Zij zorgden voor de Joodse diaspora. De galoet is verdeeld in twee periode geleid door twee vorsten: Magdie'el en Iram.
Magdie'el verwijst naar de eerste periode. Zijn naam is een uitdrukking van "hij ziet zichzelf boven elke god staan" (Daniël 11:36). In de eerste periode van de Galoet verspreidde het Romeinse rijk zich over de wereld en maakte het de Joden lastig hun Tora en geboden na te leven.
Iram verwijst naar zijn bestemming schatten te vergaren voor de Messias. Dit is de tweede periode. Rome zal Israël niet langer meer onderdrukken en zal zich onderwerpen aan heiligheid. Het zal zelfs de Messias assisteren.
Genesis 38:27-30
Nu was het in de tijd van haar baren, en ziet, een tweeling was in haar schoot.... Daarom noemde men zijn naam: Peretz. En daarna kwam zijn broeder te voorschijn... en men noemde zijn naam: Zérach.
Peretz
Peretz is de directe voorvader van koning David en de Messias. De naam Peretz verwijst naar porets (degene die doorbreekt - Micha 2:13). Voordat Israël slaaf werd in Egypte was de verlosser (Messias-Peretz) reeds geboren. Met de geboorte van Peretz werd het licht van de Messias geboren. God bracht dus al genezing vóór de Egyptische ballingschap. Het licht van de Messias helpt het Joodse volk door alle obstakels die opgeworpen worden heen te breken.
Zérach
Zérach verwijst ook naar de verlossing. Zijn naam betekent "schijnsel". Het Messiaanse rijk zal de hele wereld verlichten. Vergelijk Jesaja 60:3: "Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel."
zon en maan
De Joodse wijzen vergelijken Zérach met de zon en Peretz met de maan. De zon schijnt door zichzelf onveranderlijk. Het symboliseert de vromen (tzaddiekiem) die op een onveranderlijke wijze God dienen. De maan verandert steeds en staat symbool voor de berouwenden. Het huis van David, de bron van de Messias, stamt af van Peretz die vergeleken wordt met de maan. De Messias zal zelfs de vromen terugbrengen tot een niveau van berouw. Berouw tonen is door de grenzen en beperkingen heen breken van de laagste tot de hoogste niveaus.
Visie van Jehoeda
We willen nader ingaan op de rol van Ezau. Waarom haatte Ezau (de christenen/de wereld) Jacob (de Joden) en waarom bestaat het kwaad in de wereld? Ezau symboliseert het kwaad in de wereld. God schiep het kwaad (duisternis) in de wereld zodat het getransformeerd kan worden in het goede (het licht). Het kwade dient dus het goede. Ezau weet dat het kwaad niet van hemzelf is daarom haatte hij Jacob zoveel. Aanvankelijk hebben christenen Joden gehaat, maar uiteindelijk zullen ze de Messias assisteren.
Nog een kleine toelichting op het berouw van de vromen (tzaddiekiem). Een tzaddiek hoeft geen berouw te doen omdat hij niet zondigt. Toch deed Rabbi Saadiah Gaon (882–942) berouw omdat hij zich realiseerde dat als wat hij wist over God aan het begin van de dag wat hij aan het einde van de dag wist, hij God anders zou hebben gediend ondanks dat hij niet zondigde. Zo zullen de vromen ook berouw tonen bij de komst van de Messias ondanks dat ze niet gezondigd hebben. Lees hier het verhaal hoe dat kwam:
A Tzaddik’s Repentance.