Joden in Nederland: 1516-1621 – Reformatie en de Joden
Tegelijkertijd met de Reformatie raakten verschillende renaissancegeleerden in Italië geïnteresseerd in oude Joodse teksten. Ze probeerden het Hebreeuws machtig te worden en niet langer gebruik te maken van 'vertalingen' die Joodse bekeerlingen hadden gemaakt. Ze kregen les van Joodse geleerden en kregen zo een wat positievere kijk op het Jodendom en de Joden. Humanisten hoopten de Joodse argumenten te kunnen weerleggen en hen te bekeren tot het christendom. Sommigen zagen in de Kabbala een bevestiging van de waarheid van het christendom. Anderen vonden het irrationele onzin of een bevestiging waarom Joden zo hardnekkig waren.
Humanisten – Erasmus
Erasmus was een humanistische tegenstander van de studie van het Hebreeuws en de Joodse literatuur. Volgens hem werd een gedoopte Jood nooit een volkomen christen. Hij wilde zelfs de Tenach overboord gooien indien daarmee de invloed van het Jodendom gestopt kon worden. Het humanisme heeft weinig positiefs voor de toenmalige Joden opgeleverd.
Maarten Luther
De Reformatie was aanvankelijk positiever over het Jodendom. Maarten Luther herinnerde christenen eraan dat J.C. zelfs Joods was. Dit had tot een nieuwe toenadering kunnen leiden. Maar Luther heeft verder nooit iets positiefs over Joden gezegd. Hij keerde zich zelfs uiterst fel tegen het Jodendom. Joden hadden volgens hem geen toekomst. Hij stelde Joden gelijk met de papen, de Turken, de duivel, en de handlangers van de antichrist.
Johannes Calvijn
Bij Johannes Calvijn speelden Joden een veel minder grote rol in zijn gedachtegoed. Het stelde de Joden tot negatief voorbeeld voor wat er gebeuren kan met mensen die Gods uitverkiezing niet naar waarde schatten. Ook sprak hij over de blindheid van Joden. Toch heeft hij zijn volgelingen nooit opgeroepen Joden te haten.
Het christelijk tolerantiedebat en de Joden
De hervorming heeft de Joden weinig goeds gebracht. In het tolerantiedebat speelden Joden een ondergeschikte rol. Joden hadden in de 'tolerante' maatschappij van Erasmus geen plaats omdat ze als mensen verstoken waren van rationaliteit en omdat het niet-christenen waren. Toch is de uiteindelijke verdraagzaamheid jegens Joden alleen te begrijpen uit de in het tolerantiedebat geopperde beginselen. In de zestiende eeuw was het moeilijk om de wereld in andere dan godsdienstige termen te beschouwen. Het autonome, individuele geweten in min of meer directe communicatie met God plaatste de mens gedeeltelijk boven alle godsdienstige en sociale ruzies. In principe was er ook plaats voor andersdenkenden zoals Joden.
Portugese nieuw-christenen in Holland
Portugese nieuw-christenen vestigden zich in 1592 of 1593 in de Republiek. Ze hadden recht gekregen om handel te drijven. Een kleine groep nieuw-christenen vestigde zich in Amsterdam. De redenen voor de vestiging waren angst voor de Inquisitie en economische overwegingen. De Joden wilden op religieus gebied met rust gelaten worden.
De eerste uitingen van Joods leven dateren pas van na 1602. Steeds meer Portugezen gingen zich als Jood openbaren. Naast Amsterdam probeerden ze ook toestemming te krijgen zich in andere Hollandse steden te vestigen, zoals Alkmaar, Haarlem en Rotterdam.
In Amsterdam werd Beth Jacob (in 1608?) opgericht. Dit was de eerste Joodse gemeente. In 1612 werd een tweede gemeente opgericht: Neveh Salom. In 1618 splitste de Beth Jacob gemeente en werd Beth Israël opgericht. In 1614 kochten Beth Jacob en Neveh Salom een stuk grond voor een begraafplaats.
De verhouding tussen Joden en christenen in Amsterdam kenmerkten zich door nieuwsgierigheid. In 1608 werd in de Latijnse school een godsdienst dispuut gehouden tussen de gereformeerde predikant Hugh Broughton en dr. David Farar waarbij de eerste probeerde Farar te overtuigen dat J.C. de messias was. Doel van het dispuut was om Joden te bekeren. Echte bekeringen vonden ook een enkele keer plaats.