Torastudie: Schepping van het Paradijs - Genesis 2:2-21

Torastudie: Schepping van het Paradijs - Genesis 2:2-21 In Genesis 2:2-21 wordt gemeld dat G'd met de Schepping klaar was. En G'd rustte op de zevende dag van al zijn werk dat Hij had gedaan. Hij plaatste de mens in de hof van Eden om die te bebouwen en om die te bewaken. Daarna besloot G'd dat het niet goed was dat de mens alleen was. De mens kreeg een hulp. De mens kreeg ook de taak de dieren een naam te geven.

Genesis 2:2-21

Toen G'd op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En G'd zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat G'd scheppende tot stand had gebracht. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden.
.....
.....
Voorts plantte de Eeuwige een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die hij geformeerd had. Ook deed de Eeuwige allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten; en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad. Er ontstond in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier stromen.
.....
.....
En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des veld, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. Toen deed de Eeuwige G'd een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl die sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees.

De volledige tekst in het Hebreeuws luidt:

ב וַיְכַל אֱלֹהִים בַּיּוֹם הַשְּׁבִיעִי מְלַאכְתּוֹ אֲשֶׁר עָשָׂה וַיִּשְׁבֹּת בַּיּוֹם הַשְּׁבִיעִי מִכָּל-מְלַאכְתּוֹ אֲשֶׁר עָשָׂה. ג וַיְבָרֶךְ אֱלֹהִים אֶת-יוֹם הַשְּׁבִיעִי וַיְקַדֵּשׁ אֹתוֹ כִּי בוֹ שָׁבַת מִכָּל-מְלַאכְתּוֹ אֲשֶׁר-בָּרָא אֱלֹהִים לַעֲשׂוֹת. {פ}

ד אֵלֶּה תוֹלְדוֹת הַשָּׁמַיִם וְהָאָרֶץ בְּהִבָּרְאָם בְּיוֹם עֲשׂוֹת יְהוָה אֱלֹהִים אֶרֶץ וְשָׁמָיִם. ה וְכֹל שִׂיחַ הַשָּׂדֶה טֶרֶם יִהְיֶה בָאָרֶץ וְכָל-עֵשֶׂב הַשָּׂדֶה טֶרֶם יִצְמָח כִּי לֹא הִמְטִיר יְהוָה אֱלֹהִים עַל-הָאָרֶץ וְאָדָם אַיִן לַעֲבֹד אֶת-הָאֲדָמָה. ו וְאֵד יַעֲלֶה מִן-הָאָרֶץ וְהִשְׁקָה אֶת-כָּל-פְּנֵי הָאֲדָמָה. ז וַיִּיצֶר יְהוָה אֱלֹהִים אֶת-הָאָדָם עָפָר מִן-הָאֲדָמָה וַיִּפַּח בְּאַפָּיו נִשְׁמַת חַיִּים וַיְהִי הָאָדָם לְנֶפֶשׁ חַיָּה. ח וַיִּטַּע יְהוָה אֱלֹהִים גַּן-בְּעֵדֶן מִקֶּדֶם וַיָּשֶׂם שָׁם אֶת-הָאָדָם אֲשֶׁר יָצָר. ט וַיַּצְמַח יְהוָה אֱלֹהִים מִן-הָאֲדָמָה כָּל-עֵץ נֶחְמָד לְמַרְאֶה וְטוֹב לְמַאֲכָל וְעֵץ הַחַיִּים בְּתוֹךְ הַגָּן וְעֵץ הַדַּעַת טוֹב וָרָע. י וְנָהָר יֹצֵא מֵעֵדֶן לְהַשְׁקוֹת אֶת-הַגָּן וּמִשָּׁם יִפָּרֵד וְהָיָה לְאַרְבָּעָה רָאשִׁים. יא שֵׁם הָאֶחָד פִּישׁוֹן הוּא הַסֹּבֵב אֵת כָּל-אֶרֶץ הַחֲוִילָה אֲשֶׁר-שָׁם הַזָּהָב. יב וּזְהַב הָאָרֶץ הַהִוא טוֹב שָׁם הַבְּדֹלַח וְאֶבֶן הַשֹּׁהַם. יג וְשֵׁם-הַנָּהָר הַשֵּׁנִי גִּיחוֹן הוּא הַסּוֹבֵב אֵת כָּל-אֶרֶץ כּוּשׁ. יד וְשֵׁם הַנָּהָר הַשְּׁלִישִׁי חִדֶּקֶל הוּא הַהֹלֵךְ קִדְמַת אַשּׁוּר וְהַנָּהָר הָרְבִיעִי הוּא פְרָת. טו וַיִּקַּח יְהוָה אֱלֹהִים אֶת-הָאָדָם וַיַּנִּחֵהוּ בְגַן-עֵדֶן לְעָבְדָהּ וּלְשָׁמְרָהּ. טז וַיְצַו יְהוָה אֱלֹהִים עַל-הָאָדָם לֵאמֹר מִכֹּל עֵץ-הַגָּן אָכֹל תֹּאכֵל. יז וּמֵעֵץ הַדַּעַת טוֹב וָרָע לֹא תֹאכַל מִמֶּנּוּ כִּי בְּיוֹם אֲכָלְךָ מִמֶּנּוּ מוֹת תָּמוּת. יח וַיֹּאמֶר יְהוָה אֱלֹהִים לֹא-טוֹב הֱיוֹת הָאָדָם לְבַדּוֹ אֶעֱשֶׂה-לּוֹ עֵזֶר כְּנֶגְדּוֹ. יט וַיִּצֶר יְהוָה אֱלֹהִים מִן-הָאֲדָמָה כָּל-חַיַּת הַשָּׂדֶה וְאֵת כָּל-עוֹף הַשָּׁמַיִם וַיָּבֵא אֶל-הָאָדָם לִרְאוֹת מַה-יִּקְרָא-לוֹ וְכֹל אֲשֶׁר יִקְרָא-לוֹ הָאָדָם נֶפֶשׁ חַיָּה הוּא שְׁמוֹ. כ וַיִּקְרָא הָאָדָם שֵׁמוֹת לְכָל-הַבְּהֵמָה וּלְעוֹף הַשָּׁמַיִם וּלְכֹל חַיַּת הַשָּׂדֶה וּלְאָדָם לֹא-מָצָא עֵזֶר כְּנֶגְדּוֹ. כא וַיַּפֵּל יְהוָה אֱלֹהִים תַּרְדֵּמָה עַל-הָאָדָם וַיִּישָׁן וַיִּקַּח אַחַת מִצַּלְעֹתָיו וַיִּסְגֹּר בָּשָׂר תַּחְתֶּנָּה.

Genesis 2:2

En G'd had met de zevende dag voleindigd Zijn werk, dat Hij gemaakt had; en rustte op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had.

Rust

Waar ontbrak het de wereld aan? Rust. Toen de Sjabbat kwam, kwam de rust. Dit is om de ogenschijnlijke tegenstelling te verklaren tussen de eerste en tweede deel van het vers: Beëindigde G'd Zijn werk op of voor de zevende dag? Waren er zes of zeven dagen van schepping? Het antwoord is dat rust ook een schepping is.
(Rashi (Rabbi Shlomo Yitzchaki; 1040-1105))

Genesis 2:15

Nu nam de Eeuwige G'd de mens en plaatste hem in de hof Eden, om die te bebouwen en om die te bewaken.

te bebouwen en te bewaken

'Te bebouwen' zijn de positieve opdrachten; en 'te bewaken' zijn de verboden.
(Zohar (belangrijkste Kabbalistisch boek))

Genesis 2:18

En de Eeuwige G'd zei: niet goed is het, dat de mens alleen is; ik zal hem maken een hulp, bij hem passend.

Een hulp

Als hij het waard is, is zij een hulp voor hem; als hij het niet is, is ze tegen hem.

Rabbi Yossei trof Elia de profeet en vroeg hem: Er staat geschreven, "Ik zal hem een hulp maken", in wat helpt een vrouw een man? Hij zei tot hem: Een man brengt thuis tarwe- kauwt hij tarwe? Hij brengt thuis vlas- draagt hij vlas? Laat zij niet zijn ogen schitteren en zet hem op een voetstuk?
(Talmoed, Yevamot 63a)

Genesis 2:19

Toen vormde de Eeuwige G'd uit de aardbodem al het gedierte van het veld en al het gevogelte van de hemelen en bracht het tot de mens om te zien hoe hij het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen zou noemen, aldus zou zijn naam wezen.

De mens scheppen

Toen G'd kwam om de mens te schapen, raadpleegde hij de engelen. Hij zei tot hen: "Laat ons een mens maken." Zij zeiden tegen Hem: "Deze mens, wat is zijn waarde?" Hij zei tot hen: "Zijn wijsheid is groter dan die van jullie."

G'd bracht hen voor de beesten, de wilde dieren en de vogels en vroegen hen: "Dit, wat is zijn naam?" en zij wisten het niet. Toen bracht hij ze voor de mens en vroeg hem: "Dit, wat is zijn naam?" en de mens zei: "Dit is een os, dit is een ezel, dit is een paard en dit is een kameel."

G'd zei tot hem: "En jij, wat is jouw naam?"
Hij zei:" Ik, het is juist me Adam te noemen, omdat ik geschapen werd vanuit de aarde (adamah)"
"En ik, wat is Mijn naam?"
"Het is juist Adonai (heer) te noemen, omdat U de Meester bent van al Uw Scheppingen."
(Midrash Rabbah, een compilatie van Midrashische interpretaties van de Pentateuch en bepaalde andere Bijbelse boeken, samengesteld in de vierde eeuw)

Genesis 2:21

Toen deed de Eeuwige G'd een diepe slaap vallen op de mens en hij sliep in; en Hij nam één van zijn ribben en sloot haar plaats met vlees.

De rib

Een ongelovige zei tegen Rabbijn Gamliel: "Uw G'd is een dief, omdat er staat geschreven: "en Hij nam één van zijn ribben en sloot haar plaats met vlees."
De dochter van de man zei: "Sta mij toe te antwoorden." Ze zei tegen hem: "Roep voor me een bewaker."
"Waarom heb je er een nodig?" vroeg haar vader.
"Dieven kwamen in de nacht, namen een zilveren fles en lieten ons een gouden flacon achter."
"Alleen als ze elke nacht komen."
"En was het niet voordelig voor Adam dat een rib van hem werd genomen en een hulp werd gegeven om hem te dienen?"
'Wat ik bedoel te zeggen", zei de man, "is waarom het niet weggenomen kon worden in zijn aanwezigheid."
Ze zei: 'Breng me een stuk rauw vlees."
Het werd haar gebracht; ze verkoolde het in het as van de haard, overhandigde het hem en zei: "Eet dit."
Hij zei tegen haar: "Het is afstotend voor me.'"
Ze zei tegen hem: "Voor Adam ook. Als de vrouw was gevormd voor zijn aangezicht zou zij afstotend voor hem zijn."
(Talmoed, Sanhedrin 39a)

Nadere toelichting op bovenstaande Joodse commentaren

Een nadere Joodse uitleg van Genesis 2:15, Genesis 2:18, Genesis 2:19 en Genesis 2:21 op basis van de Joodse Bijbelcommentator Rashi.

Genesis 2:15

De Eeuwige G'd bracht
Hij bracht hem met aangename woorden en verleidde hem om binnen te komen. [Genesis Rabba 16:5]

Genesis 2:18

Het is niet goed
[Genesis Rabba] Laat ze zeggen: "Er zijn twee heerschappijen: de Heilige, gezegend zijt Hij, is alleen onder de hemelse wezens, en Hij heeft geen helper, en deze een van de aardse wezens, heeft geen helper.”

Een helper die bij hem past
Als hij waardig is, zal ze een hulpgenoot zijn. Als hij niet waardig is, zal ze tegen hem zijn, om tegen hem te vechten. [van Genesis Rabba 17:3, Pirkei d'Rabbi Eliezer, hoofdstuk 12. Zie ook Yevamot 63a]

Genesis 2:19

Toen vormde Hij uit aarde
Deze vorming is identiek aan het bovengenoemde 'maken' (Genesis 1:25): 'En God heeft de dieren van de aarde gemaakt, enz.' Maar hier komt het uit om te verklaren dat de hoenders uit de modder werden gecreëerd omdat er staat dat zij uit het water werden gecreëerd, en hier staat het dat ze uit de aarde werden gecreëerd (Chul. 27b). Het leert u hier ook, dat zij op het moment van hun vorming, onmiddellijk op die dag, hen naar de mens bracht om hen namen te geven (Avoth d'Rabbi Nathan, hoofdstuk 1). En in de woorden van de Aggadah [Gen. Rabba 17: 4], deze יְצִירה heeft de betekenis van overheersing en verovering, zoals (Deuteronomium 20:19): "Wanneer u een stad belegt (תָצוּר)", hetgeen betekent dat Hij hen onder de heerschappij van de mens onderwierp.

Om te zien welke namen de mens zou geven
Transponeren en uitleggen: Elk levend wezen waaraan de mens een naam zou geven - dat zou zijn naam voor altijd zijn.

Genesis 2:21

Toen liet de Eeuwige G'd de mens in een diepe slaap vallen
[Gen. Rabba 17: 4] Toen Hij hen [de dieren bracht], bracht Hij voor hem van alle soorten, mannen en vrouwen. Hij (Adam) zei: "Iedereen heeft een helper, maar ik heb geen helper." En G'd liet hem in een diepe slaap vallen.

Eén van zijn ribben (zijden)
Hebr. מִצַּלְעֹתיו, van zijn zijden, zoals (Exodus 26:20): "En voor de zijkant (וּלְצֶלַע) van de Tabernakel." Dit komt overeen met wat zij [de Rabbijnen] zeiden: Zij werden geschapen met twee gezichten. [van Genesis Rabba 8: 1]. Zie ook Eruvin 18a, Ber. 61a.

En hij plaatste
De plaats van de incisie. [uit Ber. 61a, Eruv. 18a]

En hij sliep en Hij nam
Zodat hij het vlees niet zou zien van waaruit zij is gecreëerd, zodat zij niet tegen hem zou zijn. [van Sanhedrin 39a]



Samenvatting - vragen

Om voor uzelf te controleren of u de tekst goed begrepen heeft volgt hier een aantal vragen. De antwoorden vindt u terug in bovenstaande tekst.
  1. Waarom is de zevende dag ook een Scheppingsdag?
  2. Wat is het verschil tussen 'bebouwen' en 'bewaken'?
  3. Op welk gebied is de mens groter dan een engel?
  4. Waarom werd Adam 'Adam' genoemd?
  5. Waarom werd Eva niet voor het aangezicht van Adam gevormd?
© 2007 - 2023 Jehoeda, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De symboliek van het getal zeven in de schepping (Genesis 1)De symboliek van het getal zeven in de schepping (Genesis 1)Het scheppingsverhaal uit Genesis 1:1 - 2:3 is zorgvuldig opgebouwd. Het getal zeven heeft een centrale rol in het verha…
De schepping uit Genesis 1 verwerkt voor liturgie en preekDe schepping uit Genesis 1 verwerkt voor liturgie en preekHet verhaal van de schepping, zoals het verteld wordt in Genesis 1, is een prachtige eenheid. Het is ook een lang tekstg…

Torastudie: Hof van Eden - Genesis 2:15Torastudie: Hof van Eden - Genesis 2:15Nu nam de Eeuwige G'd de mens en plaatste hem in de hof Eden, om die te bebouwen en om die te bewaken (Genesis 2:15). Di…
Torastudie: Schepping mens - Genesis 1:27-31Torastudie: Schepping mens - Genesis 1:27-31Genesis 1:27-31 gaat verder met de Schepping van de mens. G'd schiep de mens naar zijn evenbeeld. Hij schiep hen manneli…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Tdjgordon, Pixabay
  • Rashi (Rabbi Shlomo Yitzchaki; 1040-1105)
  • Zohar
  • Talmoed, Yevamot 63a
  • Midrash Rabbah
  • Talmoed, Sanhedrin 39
Jehoeda (496 artikelen)
Laatste update: 15-07-2022
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Religie
Bronnen en referenties: 6
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.