Torastudie: Voorschriften naaste/God - Exodus 23:1-25
In Exodus 23:1-25 worden de voorschriften met betrekking tot de naaste en God besproken. Ook uit deze voorschriften volgt weer dat we te maken hebben met een ethische God. In dit artikel het verbod om te liegen, niet de meerderheid te volgen in slecht gedrag, het helpen van de vijand, geen losgeld aannemen, geen melk met vlees vermengen, en het dienen van de Eeuwige.
Exodus 23:1-25
Gij zult niet uitspreken een vals bericht; leen uw hand de booswicht niet, om te zijn een getuige tot onrecht. Gij zult niet de meerderen volgen tot slechtheden, en gij zult niet spreken bij een twistzaak om, door te neigen naar de meerderen, het recht te buigen. En een arme zult gij niet begunstigen in zijn twistzaak. Wanneer gij ontmoet de os van uw vijand of zijn ezel, zult gij hem deze terugbrengen....Zes dagen zult gij uw werkzaamheden verrichten en op de zevende dag zult gij ophouden, opdat ruste uw os en uw ezel, en verademe de zoon van uw dienstmaagd en de vreemdeling. En neemt u in alles wat Ik u gezegd heb, in acht, en de naam van vreemde goden zult gij niet vermelden, hij wordt niet gehoord in uw mond....Zult gij u niet nederwerpen voor hun goden en hen niet dienen en niet doen naar hun handelingen; maar zult gij hen nederwerpen en hun standbeelden verbrijzelen; En zult gij dienen de Eeuwige, uw God; dan zal Hij zegenen uw brood en uw water, en zal Ik ziekte verwijderen uit uw midden.
Tekst in het Hebreeuws
א לֹא תִשָּׂא שֵׁמַע שָׁוְא אַל-תָּשֶׁת יָדְךָ עִם-רָשָׁע לִהְיֹת עֵד חָמָס. ב לֹא-תִהְיֶה אַחֲרֵי-רַבִּים לְרָעֹת וְלֹא-תַעֲנֶה עַל-רִב לִנְטֹת אַחֲרֵי רַבִּים לְהַטֹּת. ג וְדָל לֹא תֶהְדַּר בְּרִיבוֹ. {ס} ד כִּי תִפְגַּע שׁוֹר אֹיִבְךָ אוֹ חֲמֹרוֹ תֹּעֶה הָשֵׁב תְּשִׁיבֶנּוּ לוֹ. {ס} ה כִּי-תִרְאֶה חֲמוֹר שֹׂנַאֲךָ רֹבֵץ תַּחַת מַשָּׂאוֹ וְחָדַלְתָּ מֵעֲזֹב לוֹ עָזֹב תַּעֲזֹב עִמּוֹ. {ס} ו לֹא תַטֶּה מִשְׁפַּט אֶבְיֹנְךָ בְּרִיבוֹ. ז מִדְּבַר-שֶׁקֶר תִּרְחָק וְנָקִי וְצַדִּיק אַל-תַּהֲרֹג כִּי לֹא-אַצְדִּיק רָשָׁע. ח וְשֹׁחַד לֹא תִקָּח כִּי הַשֹּׁחַד יְעַוֵּר פִּקְחִים וִיסַלֵּף דִּבְרֵי צַדִּיקִים. ט וְגֵר לֹא תִלְחָץ וְאַתֶּם יְדַעְתֶּם אֶת-נֶפֶשׁ הַגֵּר כִּי-גֵרִים הֱיִיתֶם בְּאֶרֶץ מִצְרָיִם. י וְשֵׁשׁ שָׁנִים תִּזְרַע אֶת-אַרְצֶךָ וְאָסַפְתָּ אֶת-תְּבוּאָתָהּ. יא וְהַשְּׁבִיעִת תִּשְׁמְטֶנָּה וּנְטַשְׁתָּהּ וְאָכְלוּ אֶבְיֹנֵי עַמֶּךָ וְיִתְרָם תֹּאכַל חַיַּת הַשָּׂדֶה כֵּן-תַּעֲשֶׂה לְכַרְמְךָ לְזֵיתֶךָ. יב שֵׁשֶׁת יָמִים תַּעֲשֶׂה מַעֲשֶׂיךָ וּבַיּוֹם הַשְּׁבִיעִי תִּשְׁבֹּת לְמַעַן יָנוּחַ שׁוֹרְךָ וַחֲמֹרֶךָ וְיִנָּפֵשׁ בֶּן-אֲמָתְךָ וְהַגֵּר. יג וּבְכֹל אֲשֶׁר-אָמַרְתִּי אֲלֵיכֶם תִּשָּׁמֵרוּ וְשֵׁם אֱלֹהִים אֲחֵרִים לֹא תַזְכִּירוּ לֹא יִשָּׁמַע עַל-פִּיךָ. יד שָׁלֹשׁ רְגָלִים תָּחֹג לִי בַּשָּׁנָה. טו אֶת-חַג הַמַּצּוֹת תִּשְׁמֹר שִׁבְעַת יָמִים תֹּאכַל מַצּוֹת כַּאֲשֶׁר צִוִּיתִךָ לְמוֹעֵד חֹדֶשׁ הָאָבִיב כִּי-בוֹ יָצָאתָ מִמִּצְרָיִם וְלֹא-יֵרָאוּ פָנַי רֵיקָם. טז וְחַג הַקָּצִיר בִּכּוּרֵי מַעֲשֶׂיךָ אֲשֶׁר תִּזְרַע בַּשָּׂדֶה וְחַג הָאָסִף בְּצֵאת הַשָּׁנָה בְּאָסְפְּךָ אֶת-מַעֲשֶׂיךָ מִן-הַשָּׂדֶה. יז שָׁלֹשׁ פְּעָמִים בַּשָּׁנָה יֵרָאֶה כָּל-זְכוּרְךָ אֶל-פְּנֵי הָאָדֹן יְהוָה. יח לֹא-תִזְבַּח עַל-חָמֵץ דַּם-זִבְחִי וְלֹא-יָלִין חֵלֶב-חַגִּי עַד-בֹּקֶר. יט רֵאשִׁית בִּכּוּרֵי אַדְמָתְךָ תָּבִיא בֵּית יְהוָה אֱלֹהֶיךָ לֹא-תְבַשֵּׁל גְּדִי בַּחֲלֵב אִמּוֹ. {פ}
כ הִנֵּה אָנֹכִי שֹׁלֵחַ מַלְאָךְ לְפָנֶיךָ לִשְׁמָרְךָ בַּדָּרֶךְ וְלַהֲבִיאֲךָ אֶל-הַמָּקוֹם אֲשֶׁר הֲכִנֹתִי. כא הִשָּׁמֶר מִפָּנָיו וּשְׁמַע בְּקֹלוֹ אַל-תַּמֵּר בּוֹ כִּי לֹא יִשָּׂא לְפִשְׁעֲכֶם כִּי שְׁמִי בְּקִרְבּוֹ. כב כִּי אִם-שָׁמוֹעַ תִּשְׁמַע בְּקֹלוֹ וְעָשִׂיתָ כֹּל אֲשֶׁר אֲדַבֵּר וְאָיַבְתִּי אֶת-אֹיְבֶיךָ וְצַרְתִּי אֶת-צֹרְרֶיךָ. כג כִּי-יֵלֵךְ מַלְאָכִי לְפָנֶיךָ וֶהֱבִיאֲךָ אֶל-הָאֱמֹרִי וְהַחִתִּי וְהַפְּרִזִּי וְהַכְּנַעֲנִי הַחִוִּי וְהַיְבוּסִי וְהִכְחַדְתִּיו. כד לֹא-תִשְׁתַּחֲוֶה לֵאלֹהֵיהֶם וְלֹא תָעָבְדֵם וְלֹא תַעֲשֶׂה כְּמַעֲשֵׂיהֶם כִּי הָרֵס תְּהָרְסֵם וְשַׁבֵּר תְּשַׁבֵּר מַצֵּבֹתֵיהֶם. כה וַעֲבַדְתֶּם אֵת יְהוָה אֱלֹהֵיכֶם וּבֵרַךְ אֶת-לַחְמְךָ וְאֶת-מֵימֶיךָ וַהֲסִרֹתִי מַחֲלָה מִקִּרְבֶּךָ.
Exodus 23:1
Gij zult niet uitspreken een vals bericht
vals bericht
Dit is ook een waarschuwing tegen het luisteren van een waar bericht op zo'n manier dat het resulteert in valsheid, zoals wanneer een rechter besluit een getuige te horen zonder de aanwezigheid van een ander.
Exodus 23:1
Leen uw hand de booswicht niet, om te zijn een getuige tot onrecht
geld
Zelfs om geld terug te winnen dat van u is.
Exodus 23:2
Gij zult niet de meerderen volgen tot slechtheden
Discussie tussen Rabbi Eliëzer en de Wijzen
(Rabbi Eliëzer en de Wijzen discussieerden over een wet m.b.t. de rituele reinheid van een zeker type oven). Rabbijn Eliëzer verklaarde het rein, terwijl de Wijzen het onrein verklaarden...
Op die dag bracht Rabbijn Eliëzer elk denkbaar argument naar voren, maar zij accepteerden het niet. Hij zei tegen hen: “Als de wet het met me eens is, laat de Johannesbroodboom het bewijzen!” Daarop werd de Johannesbroodboom honderd cubits van zijn plaats getrokken (anderen zeggen 400 cubits). De Wijzen zeiden: “Er kan geen bewijs ontleend worden aan de Johannesbroodboom.”
Opnieuw zei hij tegen hen: “Als de wet het met me eens is, laat de waterstroom het bewijzen!” Waarop de waterstroom achterwaarts stroomde. De Wijzen zeiden: “Er kan geen bewijs ontleend worden aan een waterstroom.”
Rabbijn Eliëzer zei: “Als de wet het met me eens is, laat de muren van de studiehal het bewijzen!”. Daarop stortte de muren in. Maar Rabbijn Jozua berispte hen, zeggende: “Wanneer geleerden verwikkeld zijn in een halachisch geschil, wat hebben jullie in de weg te staan?” Vanaf nu vielen zij niet in respect voor Rabbijn Jozua, noch namen zij het recht terug, in respect voor Rabbijn Eliëzer.
Uiteindelijk zei Rabbijn Eliëzer tegen hen: “Als de wet is zoals ik zeg, mag het bewezen worden door de hemel!” Toen klonk een hemelse stem: “Wat willen jullie van Rabbijn Eliëzer? De wet is zoals hij zegt!”
Rabbijn Jozua stond op en zei: “De Tora is niet in de hemel!”...We slaan geen acht op hemelse stemmen, omdat U, God, al bij Sinaï geschreven in de Tora de meerderheid te volgen.
Rabbijn Nathan ontmoette Elia de profeet en vroeg hem: “Wat deed God op dat moment?” Elia antwoordde: “Hij lachte en zei: Mijn kinderen hebben over Me getriomfeerd. Mijn kinderen hebben over Me getriomfeerd.
Exodus 23:5
Wanneer gij ziet de ezel van uw hater neerliggend onder zijn last, dan zult gij u ervoor in acht nemen, het hem over te laten; dan zult gij met hem losmaken
Chamor = ezel / materieel
Het Hebreeuws voor 'ezel' 'chamor' betekent ook 'materieel' Dus dit vers instrueert ons ook tot de juiste houding voor het lichaam en de fysieke gesteldheid.
'Wanner gij ziet de ezel van uw hater' – zie je aanvankelijk je materiële ego als je vijand, als iets dat je spirituele groei hindert en tegenwerkt.
'Neerliggend onder zijn last' – in zo'n staat van animositeit tussen lichaam en ziel, dat het lichaam weerstand biedt tegen de Tora en haar geboden zodat ze een ondraaglijke last vormen...
De eerste neiging is 'het hem over te laten' het lichaam te mijden, haar instincten te onderdrukken en te ontkennen wat het wil.
De Tora zegt: 'dan zult gij hem losmaken'. Help het materiële ego met haar 'last' door het te trainen in het erkennen dat de Tora de motor is voor haar eigen verfijning en verheffing.
eigenaar
Als de eigenaar van een dier ging zitten en tegen hem zei: “Omdat de verplichting op je rust, als je verlangt te ontlasten, ontlast,” hij is vrijgesteld, omdat het vers zegt: “dan zult gij hem losmaken.” (Als echter de eigenaar oud was, is men verplicht het zelf te doen.)
Exodus 23:8
En omkoopgeld zult gij niet aannemen
rechtbank
Een arme weduwe kwam eens naar de Joodse rechtbank van de grote wijze Rabbijn Jehoshua Kutner. Zij huilde bittere tranen, ze smeekte hem een man naar de rechtbank op te roepen die ze beschuldigde haar onrecht te hebben aangedaan. Rabbijn Jehoshua riep de man op om te verschijnen voor de rechtbank, maar hij droeg de zaak over aan een andere Rabbijn. “De Tora verbiedt omkoopgeld aan te nemen, “ legde hij uit. “Denkt u dat omkoping slechts een geschenk of geld is? Tranen kunnen ook omkoping zijn dat verblindt – vooral de tranen van een arme weduwe.”
Exodus 23:19
Gij zult niet koken een bokje in de melk van zijn moeder
attribuut
Vlees stamt af van het attribuut van rechtvaardigheid, melk van het attribuut van genade.
Exodus 23:25
En zult gij dienen de Eeuwige, uw God; dan zal Hij zegenen uw brood en uw water.
enkelvoud en meervoud
In het Hebreeuws staat (va'avadtem = jullie zullen dienen) en verder op (et lachmecha v'et meimecha = uw brood en uw water). Het eerste is meervoud en het tweede is enkelvoud. De Rebbe van Kotzk verklaart: Een Jood bidt, zelfs als hij alleen is, altijd voor de hele gemeenschap van Israël. Aan de andere kant als duizend mensen samen eten, eet ieder voor zichzelf.
Samenvatting - vragen
Om voor uzelf te controleren of u de tekst goed begrepen heeft volgt hier een aantal vragen. De antwoorden vindt u terug in bovenstaande tekst.
- Waarom mag een rechter geen getuige horen zonder de aanwezigheid van een ander?
- Wat betekent chamor?
- Waar stamt vlees vanaf? Waar stamt melk vanaf?