Israëlisch-Arabisch conflict: Naweeën Zesdaagse Oorlog
Het is nu moeilijk voor te stellen hoe de gevoelens in Israël en de Joodse wereld waren vlak vóór de oorlog in 1967. Velen geloofden dat Israël zou ophouden te bestaan. De Lubavitcher Rebbe Menachem Mendel Schneerson was echter positief. Hij geloofde in een wonder van God. De rebbe vertelde zijn volgelingen in Israël te blijven omdat ze geen gevaar hoefden te vrezen. na de oorlog sprak de Rebbe zich uit tegen teruggave van land dat Israël had veroverd.
Israël na de Zesdaagse Oorlog van 1967
Na de Zesdaagse Oorlog was Israël in het bezit gekomen van de Sinaï de Golan Hoogvlakte, Gaza, West Bank en Oost Jeruzalem.
Israël was bereid gebied terug te geven
Na de oorlog verscheen er een delegatie vanuit Jeruzalem in Washington om de Amerikanen te vertellen dat Israël bereid was land terug te geven aan de Arabieren. Aanvankelijk waren de Amerikanen verbaasd. Ze wisten niet wat ze hoorden. Maar toen de Israëliërs de boodschap bleven herhalen, brachten de Amerikanen het bericht over aan de Arabieren. Ook de Arabieren waren verrast, maar zij gingen niet akkoord. Ze wilden geen vrede sluiten met Israël. Hun haat was te groot.
Arabieren gingen land eisen
Vanaf dat moment gingen de Arabieren wel land terugeisen. Had Israël het aanbod niet gedaan dan zouden de Arabieren geen land hebben geëist. Ook wilden veel Arabieren uit de West Bank vertrekken. Maar Israël sloot de grenzen. Israël wilde laten zien aan de wereld dat zijn een goed voorbeeld waren van co-existentie tussen tussen de naties. Wat een kortzichtigheid! Als de Arabieren toen waren vertrokken was er nimmer een Intifada geweest en geen demografisch probleem.
Israëls zelfbeeld was niet sterk genoeg om het land te bevolken en het in bezit te houden
Dat de Arabieren bleven was te wijten aan het gebrek aan Israëls zelfbeeld om het gehele land te bevolken en in bezit te houden. Hoewel dit vanuit veiligheidsoverwegingen vitaal is voor de toekomst van het land, faalde Israël daarin.
In plaats daarvan beperkte de Israëlische regering de Joodse bevolking in de Oude Stad van Jeruzalem en door de West Bank. De Israëlische overheid behandelde de heilige stad en de West Bank als 'bezet gebied.' Dit werd versterkt door de communiqués die de overheid uitgaf en de nieuws media van de overheid, die altijd spraken over de West Bank als hashtachim (“de gebieden”), in plaats van de Hebreeuwse namen Judea en Samaria te gebruiken. Bovendien behandelde de regering de Arabieren als de rechtmatige eigenaren van het land, daarmee duidelijk makend dat Israël op den duur zou gaan vertrekken.
De Lubavitcher Rebbe drong aan op de bouw van Joodse dorpen en steden. Hij benadrukte hierbij dat dit niet alleen vanuit spiritueel oogpunt moest, maar ook vanuit veiligheidsoverwegingen. Het Land Israël is een enkel, ondeelbare entiteit. Hij zeg de gedeeltelijke nederzettingen programma van de regering niet als een oplossing omdat het de inwoners in gevaar bracht en nooit een echte toewijding betekende over het gehele land