Mitswot: relatie mensen onderling en tussen mens en God
De belangrijkste doelstelling in het Jodendom is het scheppen van goede mensen en het creëren van een betere wereld. Dit kan door het naleven van de mitswot (Geboden) uit de Tora. Er zijn twee soorten geboden: betrekking hebbend op de relatie tussen mensen onderling en betrekking hebbend op de relatie tussen mens en God. Zo kunnen mensen van binnen goed worden en ook naar anderen toe. Een belangrijk gebod voor relatie mensen onderling is: tsedaka (een rechtvaardige handeling)
De winkel van Mirjam
Mirjam heeft een mooie antiekzaak. Ze is er apetrots op en is blij dat veel mensen de winkel komen bezoeken en er spullen kopen.
Op een dag komt de heer Beer langs. Mirjam loopt naar hem toe en vraagt of ze hem kan helpen. De heer Beer zegt alleen maar te willen kijken. Mirjam is teleurgesteld maar accepteert dat de heer Beer alleen rond wil kijken.
Even later komt de heer Zwart. Mirjam vraagt of zij hem van dienst kan zijn. De heer Zwart is niet van plan iets te kopen, maar hij vraagt van veel spullen hoeveel het kost. Mirjam prijst de spullen enthousiast aan. Maar de heer Zwart koopt niets. Uiteindelijk verlaat hij de winkel weer. Mirjam is diep teleurgesteld. Ze vraagt zich af wat ze verkeerd heeft gedaan.
Twee soorten Joodse geboden
De belangrijkste doelstelling in het Jodendom is het scheppen van goede mensen en het creëren van een betere wereld. Dit kan door het naleven van de mitswot (Geboden) uit de Tora. Er zijn twee soorten geboden:
- betrekking hebbend op de relatie tussen mensen onderling;
- betrekking hebbend op de relatie tussen mens en God.
Zo kunnen mensen van binnen goed worden en ook naar anderen toe.
In het voorbeeld hierboven weet de heer Beer hoe zich te gedragen ten aanzien van zijn medemens en de heer Zwart niet. De heer Zwart handelt niet fout volgens de nationale wetgeving, maar wel volgens de Joodse wet. De Talmoed verbiedt om mensen naar de prijs te vragen van een product als ze niet van plan zijn deze te kopen. Uiteraard mag u prijzen met elkaar vergelijken, maar niet de verwachting wekken iets te kopen terwijl u dat niet wilt.
Dit is slechts een klein voorbeeld en is geen zaak van 'leven of dood'. Maar in het leven gaat het om tal van dit soort kleine handelingen. Het gaat om respect voor de medemens.
Rabbijn Hillel leerde:
Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doe dat ook een ander niet. Met anderen omgaan zoals u zelf behandeld zou willen worden, leidt tot groter begrip voor uw medemens.
Andere voorbeelden van wetten die de relatie tussen mensen onderling regelen zijn bijvoorbeeld: gij zult niet moorden, gij zult niet stelen, gij zult niet roddelen, etc. Ook het geven van geld aan armen is zo'n wet.
Tsedaka is een rechtvaardige handeling
Tsedek betekent rechtvaardigheid. Tsedaka is een rechtvaardige handeling. Dit is één van de elementaire eisen van het Jodendom. De basiswet is terug te vinden in de Tora. Joden moeten op zijn minst tien procent van hun inkomen aan tsedaka geven. Goed doen is belangrijker dan goed willen doen. Zo krijgen arme mensen gegarandeerd geld, ook al hebben mensen geen zin om te geven. Ze zijn het volgens de Tora verplicht.
Tsedaka in de praktijk
- Volgens de Joodse wet moeten ook arme mensen tsedaka geven, maar niet de volle tien procent.
- Iemand die tsedaka krijgt moet zelf ook tsedaka geven.
- U mag uzelf niet in zodanige positie manoeuvreren dat u tsedaka nodig hebt.
Acht gradaties van tsedaka volgens Maimonides
Maimonides heeft acht gradaties van tsedaka opgesteld. De eerst is de beste manier van geven en de achtste de minst goede vorm van tsedaka.
- Iemand een gift of lening aanbieden of zorgen dat iemand een baan krijgt.
- Gever en ontvanger kennen elkaar niet.
- Gever kent wel de ontvanger, maar niet omgekeerd.
- Ontvanger kent wel de gever, maar niet omgekeerd.
- De gever geeft ongevraagd geld aan de arme.
- De gever geeft nadat de arme erom gevraagd heeft.
- De gever geeft minder maar hij doet het welgemoed.
- De gever geeft met tegenzin en vernedert de ontvanger.