Joodse filosofie – Heschel: God leren kennen
Hoe kunnen we God leren kennen terwijl Hij boven het mysterie staat? Godsdienstig denken moet in het mysterie beginnen. Uitgangspunt is het onbekende in het bekende. De geest moet om die reden buiten de grenzen van zijn kennis treden om te voelen wat ons tot de kennis drijft. Een ontmoeting met het onbekende is een ontmoeting met de werkelijkheid: intuïtie – voorconceptuele kennis. Het mysterie is veel dieper dan onze kennis.
Voorconceptueel denken
Er zijn twee gebieden waar inzicht zich bevindt:
- objectieve werkelijkheid
- conceptuele en woordelijk kennen
Ons besef is dieper dan onze concepten. Godsdienstig denken is een 'verheffing' van een symbolische kennis. Concepten en woorden moeten als ramen worden beschouwd niet als schermen.
Geloof is het antwoord op het mysterie
De uiteindelijke inzichten worden niet bereikt door rationeel denken maar door verwondering en verbazing, ontzag, het besef van het onuitsprekelijke. Uit het onvermogen om te ervaren spruit de zekerheid van de werkelijkheid van God voort. Geloof is het antwoord op het mysterie.
Boven onze wijsheid uitrijzen
De wortel van godsdienstig geloof is uitrijzen boven onze eigen wijsheid. Geloof leert ons meer over God dan we via onze wijsheid verkrijgen. Geloof is een daad van geestelijke vervoering. Het is een hoger peil van denken. Er wordt gedeeld in goddelijke wijsheid. Met ons geloof kunnen we het mysterie bereiken.
Aanbidding door betrokkenheid
Het geestelijk belang van de mens vraagt om een antwoord. Dat antwoord is aanbidding. Onze betrokkenheid bij de vraag naar God is een wijze van aanbidding en sluit de aanvaarding van Zijn werkelijkheid in. Als aanbidding zinloos is, is het bestaan van de mens dwaasheid. Zonder aanbidding ontkent men God.
Prijzen voor bewijzen
We kunnen God niet aanbidden door eerst te bewijzen dat Hij bestaat. Bewijzen verwekt geloof in God niet, het versterkt het alleen.
Een ontologische vooronderstelling
De verklaring dat God werkelijk is, is ons grote probleem, los van ons voorconceptueel besef. De zekerheid van de werkelijkheid van God is het verheffen van een voorconceptueel besef naar een bepaalde zekerheid (een niveau van begrijpen). We voelen de geestelijke dimensie van al het zijnde. Ons geloof in Zijn werkelijkheid is een ontologische vooronderstelling. Het uiteindelijke of God komt eerst en daarna ons redeneren over God. Net zoals we eerst vooronderstellen dat de wereld werkelijkheid is zo moeten we ook eerst vooronderstellen dat God werkelijkheid is. Pas dan kan over de wereld en over God gedacht worden.
De ongelijkheid van ervaring en uitdrukking
In de godsdienstfilosofie is de ongelijkheid tussen geloof en geloofsbelijdenis een groot probleem. Het is bijvoorbeeld moeilijk om de 'eenheid van God' op de juiste manier te verstaan. Het is niet mogelijk hier iets extra's aan toe te voegen. We moeten accepteren dat de uiteindelijke denkbeelden nooit verwoord kunnen worden. In Psalm 65:2 staat dat God stilheid toekomt. We hebben ook geen woorden nodig voor onze kennis. Woorden zijn alleen nodig om onze denkbeelden aan anderen over te brengen.
Nadere toelichting op het bovenstaande filosofische betoog van Heschel
Het gaat dus om de vraag wat werkelijkheid is. Laten we eens kijken wat de Lubavitcher Rebbe hierover gezegd heeft. Hij stelt dat de werkelijkheid meer is dan we kunnen ervaren of waarnemen. Ook geeft hij aan dat taal te beperkt is om gevoelens over te brengen. We hebben hiervoor andere 'talen' nodig zoals poëzie, muziek, beeldende kunst of stilte.
Zo is het ook met het definiëren van de werkelijkheid. De enige manier om de werkelijkheid te begrijpen is via de Bijbel waarin God Zichzelf gedefinieerd heeft:
Ik ben, die Ik ben. De essentie van Gods werkelijkheid is dat Hij bestaat omdat Hij bestaat. Vanuit menselijk perspectief bezien bestaat pas iets als het bewezen is: een proces van oorzaak en gevolg. Bij God is dit niet zo. God heeft geen andere oorzaak dan Zichzelf. Er ging niets aan Hem vooraf. Zijn wezen komt dus uit Zijn eigen Zelf voort. God is werkelijk omdat het werkelijk is. Om die reden kunnen we God ook niet definiëren. Wanneer we dat wel zouden willen doen dan ontdekken we God zelf niet maar een voortbrengsel van onze geest. We kunnen God alleen begrijpen als we God zelf zouden zijn. We moeten dus verder dan ons ego kijken om God zichtbaar te maken. We moeten beseffen dat er geen ander is dan God. De Schepping bestaat niet in zijn eigen werkelijkheid. De Schepping bestaat slechts als een uitbreiding van goddelijke energie.
Gods werkelijkheid is in onze 'agnostische' wereld niet zichtbaar zodat wij onszelf als een onafhankelijke werkelijkheid ervaren. God houdt zich verborgen voor ons. Dat betekent echter niet dat wij vanuit Gods perspectief niet zouden bestaan. Wij bestaan met God, we bestaan niet zelfstandig. Het is voor de menselijke geest niet mogelijk om te begrijpen dat God zich verborgen kan houden en dat wij een onafhankelijk leven kunnen leiden. Dit mysterie versterkt onze band met God omdat we beseffen hoe ver God van ons bestaan verwijderd is. Willen we één worden met God dan moeten we ons eigen perspectief en Gods perspectief bijeenbrengen. We dienen van binnen naar buiten te kijken. Zo kunnen we God in onszelf vinden zelfs al is deze God heel ver weg. Door Gods geboden na te leven komen wij in contact met God.
Lees verder