Molukkers in Nederland

Molukkers in Nederland. In 1951 werden ongeveer 12.000 Molukkers naar Nederland overgebracht.Het ging voornamelijk om militairen die hadden gediend in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) en hun gezinsleden. De Molukkers zijn dit jaar al weer 55 jaar in Nederland.....terwijl ze eigenlijk maar tijdelijk hier zouden zijn tot het weer rustig was in hun geboorteland...

Molukkers in Nederland

Molukse militairen waren in Nederlands-Indië het fundament van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Maar toen de kolonie in 1949 onafhankelijk werd, was er voor deze Molukkers geen plaats meer.

Nederland had beloofd dat de Molukken een vorm van zelfbeschikking zouden krijgen. Maar toen op 25 april 1950 de 'Republik Maluka Selatan' (RMS) werd uitgeroepen, deed Nederland dit af als een opstand van rebellen.

Ineens zaten de Molukse militairen, als voormalige strijders in het Nederlandse leger tegen Indonesië, in een benarde positie. Als tijdelijke oplossing werden de 4000 Molukse KNIL'ers met hun gezinnen naar Nederland gehaald. De eerste jaren woonden zij in centrale woonoorden, zoals het voormalige concentratiekamp Westerbork. Doelbewust werden de Molukkers buiten de Nederlandse samenleving gehouden. Ze mochten ook niet werken, want ze gingen immers weer terug? Al snel werd toch het onvermijdelijke duidelijk: terugkeer naar het vijandige Indonesië was geen optie meer.

De treinkaping in De Punt

In de jaren zeventig zorgde de tweede generatie Molukkers in Nederland voor opschudding met gijzelingen, waarbij ook doden vielen. De bekendste is de treinkaping in 1977 bij De Punt (Drenthe). De jonge Molukkers voelden zich miskend en eisten dat Nederland zich meer voor hun vrijheid in Indonesië zou inzetten.

De huidige, derde generatie zet zich nog wel in voor het oude ideaal, maar beseft ook dat hun leven hier geworteld is. Ze neemt veel meer deel aan de Nederlandse samenleving en loopt een achterstand in. Toch blijft de onrust onder de Molukse gemeenschap aanwezig, zeker als de situatie op de Molukken slecht is. Het geweld daar in 1999 zorgde ook in de Nederlandse Molukse gemeenschap voor spanningen.

Wie zijn de Molukkers?

Molukkers zijn mensen afkomstig van de Molukken, een eilandengroep in het uiterste zuid-oosten van Indonesië. Er zijn echter vele verschillende groepen Molukkers, die onderling sterk verschillen. Het meest bekende verschil ligt op politiek gebied: de aanhangers van de RMS (±70% van de in Nederland wonende Molukkers) en diegene die niet voelen voor een eigen republiek. De niet RMS-aanhangers zijn ook weer te verdelen. Namelijk in mensen die niet aan politiek willen doen, maar alleen hun rechten als militair erkend willen krijgen en Molukkers die sympathiseren met Indonesië (of die de Indonesische nationaliteit hebben).

Het merendeel van de Molukkers in Nederland zijn Protestanten (±93%). Er zijn een aantal Molukse protestantse kerkgenootschappen ontstaan, waarvan de Moluks Evangelische kerk de grootste is. Op de Molukken zelf is het aantal Islamieten veel groter.
85% van de in Nederland verblijvende Molukkers zijn " Ambonezen " (afkomstig van Ambon, Nusalaut, Haruku, Saparua en Ceram). De rest zijn Ternatanen (afkomstig van de Noord-Molukken, eilanden ten noorden van Ceram). De 5% katholieken zijn voor het overgrote deel Zuidoostmolukkers (van de Kei-eilanden).

Geschiedenis voor W.O.II

De Molukken (en Oost Timor) waren van oudsher de leveranciers van nootmuskaat en kruidnagelen. Eerst zorgden de Chinezen voor verspreiding van deze specerijen. In 1512 bereikten de Portugezen de Molukken. Ze sloten daar bondgenootschappen en verzekerden zich van levering van specerijen. De Spanjaarden slaagden er daarna niet in de Portugezen te verjagen. Dit lukte de Hollanders wel.

In het begin van de zeventiende eeuw (1605) verdrong de VOC de Portugezen en verkreeg de VOC het monopolie op de export van kruidnagelen. De Molukkers probeerden dit monopolie te ontduiken, maar de VOC reageerde daar fel op met onder andere vernietiging van de aanplant en executies. In de zeventiende eeuw werden dit soms regelrechte oorlogen.

De VOC ging in 1798 failliet. Vanaf die tijd ging het met de Molukken bergafwaarts. Het kruidnagelmonopolie werd doorbroken en de markt stortte in. Kleine aantallen Molukkers waren in dienst van de VOC. De VOC heeft het protestantisme hierheen gebracht. Eind negentiende eeuw veranderde dit. Nogal wat Molukkers namen toen dienst in het KNIL (het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger). Het KNIL is opgericht in 1830 met als doel het verstevigen van het Nederlands gezag in Nederlands-Indië. De Molukkers die dienst namen in het KNIL waren voor het merendeel Christelijke Molukkers, afkomstig van Ambon en omringende eilanden. Ze speelden een belangrijke rol bij het onder Nederlands gezag brengen van de Indische archipel. De Ambonese soldaten hadden enkele voorrechten, o.a. een hogere soldij dan de andere Indische soldaten. Het KNIL was een soort politie-apparaat (meer dan een militair apparaat). Het had meer als taak het handhaven van orde en rust in het land, dan de verdediging tegen buitenlandse agressors. Toen Japan in 1942 Indonesië binnenviel, bleek het KNIL hier niet tegen opgewassen.

Tijdens W.O.II

Op 8 december 1941, de dag na de aanval van Japan op Pearl Harbour, verklaarde Nederland Japan de oorlog. De eerste tijd gebeurde er nog niets (Japan was te druk met de verovering van andere gebieden). Toch kwam Japan op een gegeven moment wel in aktie, want ze hadden behoefte aan de natuurlijke rijkdommen van Nederlands-Indië, o.a. de olie.

Op 10 januari 1942 voerden de Japanse legervlooteenheden een massale aanval op Nederlands-Indië uit. Deze strijd duurde twee maanden. De Ambonese KNIL soldaten waren vrijwel de enigen die trouw bleven aan de Nederlanders (andere KNIL soldaten kozen de kant van de door hen als bevrijders beschouwde mede-Aziatische bezetters). De overmacht van Japan was te sterk en het KNIL was niet tegen zo'n vijand opgewassen. Schout bij Nacht Karel Doorman ging bij de Slag op de Javazee ten onder.

Op 8 maart capituleerde het KNIL en werd Nederlands-Indië bezet. De Nederlanders kwamen toen terecht in internerings-kampen. Behalve de Nederlanders hadden ook veel Molukkers het moeilijk tijdens de bezetting. Vanwege hun trouw aan het Nederlandse gezag waren ook zij een gevaar voor de Japanners. Veel Molukkers speelden een aktieve rol in het verzet. Veel van hen vielen in handen van de Kenpeitai (de Japanse geheime politie) en werden gemarteld of gedood.

De Molukken werden bestuurd door de Japanse marine. Het was voorbestemd een wingewest voor het Japanse rijk te blijven.
In de loop van 1944 werd duidelijk dat Japan de oorlog zou gaan verliezen. De Indonesische nationalisten wilden onafhankelijk zijn, voordat Nederland de kans kreeg het koloniale systeem te herstellen. Met Japanse steun werd een commissie ingesteld om de onafhankelijkheid voor te bereiden.
Op 15 augustus 1945 capituleerden de Japanners. De nationalisten besloten de onafhankelijke Republik Indonesia (RI) uit te roepen. Op 17 augustus 1945 ondertekenden Sukarno en Hatfa de onafhankelijkheidsverklaring. Na de oorlog met Japan begon direkt weer een nieuwe strijd, namelijk een strijd tussen de RI en Nederland. Allerlei gewapende troepen trokken door het land.

Nederlanders, Molukkers en Chinezen moesten het ontgelden. Jongeren (pemuda's) vielen de mensen in interneringskampen, uit naam van de nieuwe republiek, aan. De Molukse militairen maakten zich verdienstelijk door spontaan de verdediging van vrouwenkampen op zich te nemen.
In 1945 probeerde Nederland weer vaste voet te krijgen in Indonesië. Nederlandse troepen (van Nederland en het KNIL) losten de geallieerden af. Het was toen al wel duidelijk dat het onafhankelijke Indonesië een feit zou worden. Nederland verdedigde zijn aanwezigheid door te wijzen op de chaotische situatie in Indonesië (de rust moest eerst worden hersteld voor er over onafhankelijkheid gepraat kon worden).
Maar omdat landen als de VS en Australië vonden dat het ene land het andere niet diende te overheersen, dreigden de V.S. de Marshall-hulp voor de wederopbouw van Nederland in te trekken. Na de Ronde Tafel Conferentie (= RTC) werd op 29 december 1949 de soevereiniteit overgedragen aan de Verenigde Staten van Indonesië (VSI).

Onafhankelijke VSI

Niet de R.I. kreeg de macht, maar werd één van de deelstaten die samen de VSI gingen vormen. Toen op 29 december 1949 de soevereiniteit aan de VSI was overgedragen, bleek al snel dat de federatie geen lang leven zou hebben. Eén voor één besloten de deelstaten aansluiting te zoeken bij de Republik Indonesia. Sukarno werd de eerste president.
De deelstaat Oost-Indonesië (Negara Indonesia Timur = NIT) wilde geen aansluiting. Soumokil, Manusama en Metekohy (Molukkers) vreesden voor overheersing van Oost-Indonesië door het centrale gezag in Djakarta. Zij wilden een deelstaat in stand houden en wilden de beschikking houden over de eigen, d.w.z. KNIL, troepen. Een suggestie van de RTC om de Molukken binnen de Nederlands-Indonesische Unie een speciale plaats te geven buiten het VSI verband, maar toch zowel met Indonesië als met het Koninkrijk der Nederlanden verbonden, vond geen weerklank.
De Centrale Regering wilde dit niet en stuurde het federale leger (APRIS) naar Oost-Indonesië.
De KNIL-troepen onder leiding van kapitein Aziz moesten het onderspit delven.
Het duurde nog tot 15 augustus 1950 voordat de eenheidsstaat formeel een feit was.

Proclamatie van de RMS

Onder leiding van ir. Manusama en mr.dr.Soumokil werd op Ambon overlegd wat er nu te doen stond. Ook de Molukse KNIL-militairen op Ambon speelden een rol bij deze besprekingen. De leiding van de Daerah Maluku Selatan (Provincie der Zuid-Molukken) werd onder druk gezet om de Zuid-Molukken onafhankelijk te verklaren. Na veel aandringen werd, in een massavergadering en later met de Zuid-Molukse Raad, op 25 april 1950 de onafhankelijkheid uitgeroepen. De proclamatie van de Republik Maluku Selatan (RMS) was een feit. Manuhutu werd president, Wairisal premier, Soumokil minister van Buitenlandse Zaken en Manusama Minister van Onderwijs.

De Centrale Regering aanvaardde de proclamatie van de RMS niet. Er werden RI-gezinde Molukkers gestuurd. Deze missie was niet succesvol.
De internationale steun voor de RMS bleef uit. De V.N. hadden het al snel te druk met de oorlog in Korea. Ook de Nederlandse regering gaf geen steun, dit om de indruk te vermijden dat Nederland de hand had in de RMS (die toch door de KNIL-militairen was afgedwongen).
De Nederlandse troepencommandant van Oost-Indonesië werd naar Ambon gestuurd om de militairen tot de orde te roepen. Dit had ook geen succes. Op 9 mei 1950 nam sergeant-majoor Samson, commandant van het nieuwe RMS-leger, officieel afscheid van het Nederlandse leger.
Veel Nederlanders verlieten daarop Ambon, uit angst voor een Indonesische aanval. Vanaf 13 juni voerde het Indonesische leger aanvallen uit op de Midden-Molukken, op 28 september werd Ambon aangevallen. De overmacht was te groot. Op 3 november 1950 was Ambon geheel onder controle van Sukarno's leger. Begin december week de RMS uit naar het eiland Ceram met het restant van de troepen. In 1952 werd op Ceram Manuhutu gevangen genomen en werd de geurilla voortgezet door Soumokil. Manusama week uit naar Nederland. Op Ceram zou de guerilla-strijd nog 13 jaar duren.

Demobilisatie van de KNIL-militairen

Toen de RMS werd geproclameerd en het Indonesische leger daarop Ambon veroverde, waren de meeste Molukse KNIL-militairen ver van de Molukken verwijderd (in tangsi's = kazernes) in andere delen van Indonesië.
Bij de souvereiniteitsoverdracht in 1949 was bepaald dat de KNIL binnen een half jaar zou worden opgeheven. Er waren in december 65.000 KNIL-militairen op het grondgebied van de VSI. 26.000 man gingen zonder moeilijkheden over naar de APRIS (ook een aantal Ambonezen). Anderen kozen voor demobilisatie.
Veel Molukse militairen (ca. 4000) wilden niet toetreden tot de APRIS waartegen ze zo kort geleden nog gevochten hadden. Toch waren er wel onderhandelingen. Mogelijkheden waren: ze zouden als eigen eenheid onder eigen officieren over gaan, ze zouden in Oost-Indonesië gelegerd worden. Tijdens deze onderhandelingen echter werd de RMS op Ambon uitgeroepen.
De meeste Molukse militairen, die nog niet overgestapt waren naar de APRIS kozen toen de kant van de RMS.
De Molukse militairen, geconcentreerd in een aantal kampen op Java, wilden nu gedemobiliseerd worden.

In de reglementen van de KNIL stond dat militairen mochten kiezen waar ze, bij demobilisatie uit het leger, ontslagen wilden worden. Wel moest dit zijn binnen de grenzen van Nederlands-Indië (dit was om te voorkomen dat een militair bv. op Java gedemobiliseerd werd en geen geld had om de reis naar de Molukken te betalen). Ontslag zou pas plaats vinden als men aangekomen was op de plaats van bestemming.
De Molukse militairen verkozen het om op Ambon gedemobiliseerd te worden. De regering van de VSI wilde dit echter niet, omdat ze dan de RMS zouden gaan steunen en Nederland had de toestemming van de Indonesische regering nodig voor demobilisatie, omdat de Molukse militairen Indonesisch staatsburger waren (volgens de RTC-akkoorden).
De militairen wilden nu, toen Ambon niet mogelijk was, naar Nederlands Nieuw-Guinea. Ook dit werd niet goedgekeurd. Naar Ceram (waar het RMS-leger nog vocht) mochten ze ook niet.
Bijna een jaar na de souvereiniteitsoverdracht was nog steeds op Java een Nederlands leger van 9000 man aanwezig (4000 Molukkers en ook nog 5000 Nederlanders die als buffer tussen de Molukse militairen en de Indonesische omgeving moesten fungeren).

Een half jaar na de souvereiniteitsoverdracht werd het KNIL opgeheven. De overgebleven militairen werden tijdelijk opgenomen in de Koninklijke Landmacht (dit bleek later een heel belangrijk feit te zijn).
Het Kabinet Drees/Van Schaik overwoog om de Molukkers op Java te demobiliseren. Dit was weliswaar tegen de reglementen, maar er zou sprake zijn van overmacht.
Een delegatie van Molukse militairen, onder de voorman Aponno, spande in Nederland een kortgeding tegen de Staat aan. Dit proces werd gewonnen. De rechter verbood, op 21 januari 1951 de Nederlandse regering haar soldaten tegen hun zin achter te laten in het gebied van een hen vijandig gezind land. Demobilisatie op Java mocht dus niet. In dit vonnis/arrest stond de noodlottige suggestie: "tijdelijke overbrenging naar Nederland". Het hoofdmotief voor deze uitspraak was de bezorgdheid om de veiligheid van de Ambonezen als ze onbeschermd zouden worden achtergelaten binnen het bereik van Sukarno's leger.
De minister van Oorlog s'Jacob vond dit de "slechtst denkbare oplossing". De Molukse militairen wilden deze overbrenging echter wel toen bleek dat bij niet kiezen op staande voet ontslag uit het leger plaats zou vinden.

Naar Nederland

Uiteindelijk werd besloten de Molukse militairen met hun gezinnen naar Nederland te halen. Zowel de Nederlandse regering als de Molukkers dachten, dat het verblijf in Nederland maar voor korte tijd zou zijn. De Molukkers dachten dat de RMS-strijd op Ceram zou leiden tot de herovering van Ambon, zodat ze terug konden naar hun eigen RMS.
In totaal werden er tussen maart en juli 1951 12.500 Molukkers naar Nederland verscheept, in dertien schepen. Huizen waren er, als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, niet. De Nederlandse regering wilde ze het liefst bij elkaar, weg van de Nederlandse samenleving, onderbrengen (integratie was immers niet de bedoeling, maar terugkeer). Er werden een aantal Molukse woonoorden , nl. 46, gecreëerd (o.a. kazernes, gevangenissen en twee kampen uit de Duitse tijd (kamp Vught (=woonoord Lunetten) en kamp Westerbork (=woonoord Schattenberg)). Hierbinnen bleef een soort militaire hierarchie functioneren.
Toen op 21 maart de Molukse militairen in Rotterdam aankwamen, kregen ze te horen dat ze gedemilitariseerd waren. Ze kregen een ontslagbrief, waardoor ze in één slag hun status, beroep, levensvervulling en uniform ontnomen werd. In plaats van soldij kregen ze nu zakgeld. Dit sloeg in als een bom. Ze wisten wel dat de KL (Koninklijke Landmacht)-status tijdelijk was, maar dachten nog steeds dat ze pas gedemilitariseerd zouden worden op de plaats van hun keuze.

Waarom ontslag?

De Nederlandse regering vond het onjuist dat soldaten, die Indonesisch staatsburger zijn, in de Koninklijke Landmacht gehandhaafd bleven. Ook was Sukarno beloofd, dat de Molukkers niet meer voor operationele doelen werden ingezet. Toch had de Nederlandse regering geen andere keus. (Nederland heeft immers nooit toegezegd het onafhankelijkheidsstreven van de RMS te steunen. Erkenning van een land dat behoort tot het gebied waarover de soevereiniteit reeds was overgedragen, was onmogelijk.)
Opvallend was dat juist de betrokken Ministers van Oorlog en van Overzeese Rijksdelen tegen ontslag waren, omdat zo orde en tucht gehandhaafd zouden kunnen worden. De Molukse militairen gingen naar de rechter. Daar kregen ze eerst gelijk, met als gevolg dat het Militair Ambtenarengerecht in Den Haag het ontslag nietig verklaarde. De Staat tekende beroep aan, maar trof al wel voorbereidingen om hen te remilitariseren. De Staat kreeg gelijk, omdat de KNIL militairen geen ambtenaren waren in de zin van de Militairen Ambtenarenwet. Het ontslag bleef gehandhaafd en de Molukkers vielen in een leegte. Ook kregen ze geen KNIL-pensioen uitgekeerd.
De Molukkers die in dienst waren bij de Koninklijke Marine kregen geen ontslag.

De opvang

Voor de leiding van de opvang werd aangesteld: Hoofdleider der Ambonezenwoonoorden in Nederland (HAWIN). Aangesteld werd KNIL-generaal-majoor-b.d. Scholten. Hij kon de problemen niet aan, als burgerhoofd over woonoorden vol burgers-tegen-wil-en-dank (geen herstel militaire status, dus niet meer bevoegdheden als HAWIN). Op 16 november 1952 verdween hij van het toneel.
De zorg voor de Molukkers kwam bij het Commissariaat voor Ambonezenzorg (CAZ). Deze dienst viel onder de Minister van Maatschappelijk werk (later onder CRM) en deed tot 1970 haar werk.
Alles werd door CAZ geregeld, ook dingen als zuigelingenzorg, schoolkeuze, huisvesting, werk etc. Maar toch waren er in de vijftiger en zestiger jaren regelmatig botsingen in de woonoorden gericht tegen het beleid van de overheid. Er ontstond veel onderlinge strijd, o.a. botsingen tussen de Kei-ezen en de Ambonezen in Vught.
Begin 1952 probeerde een driemanschap van Molukkers de eenheid onder de RMS-gezinde Molukkers te herstellen. Dit lukte maar ten deel. Ook Nederlandse sympathisanten (Stichting Door De Eeuwen Trouw = DDET) deden veel voor de Molukkers (bv. aankopen van vliegtuigen en wapens voor de guerillastrijd op Ceram).

Integratie

Toen duidelijk werd dat het verblijf in Nederland langduriger zou zijn, werd het Molukkersbeleid meer gericht op gedwongen integratie (in plaats van isolatie). De verzorging van de Staat werd vervangen door "zelfzorg". Ze moesten zelf een baan gaan zoeken, maar ze wilden maar één ding, hun oude baan als militair terug. Ze waren aangewezen op ongeschoold werk. Ook de centrale keukens werden gesloten. Men moest voor de eigen maaltijden gaan zorgen. Er was veel protest tegen deze nieuwe situatus. Men wilde ook niet integreren. De huisvesting werd een punt van aandacht. De woonoorden waren niet bevorderlijk voor integratie (ze lagen ver van de Nederlandse samenleving) en de werkgelegenheid (ze lagen in gebieden met weinig werk).

Huisvesting

Er moest dus andere huisvesting worden geregeld. Er moest namelijk geïntegreerd worden en de woonoorden konden de bevolkingsgroei niet aan en waren zeer slecht van kwaliteit.
In 1959 adviseerde een Staatscommissie (Verwey-Jonker) de woonoorden te sluiten en binnen de bebouwde kom van gemeentes Molukse woonwijken te bouwen (voor ca. 50 gezinnen). Deze huisvesting, tussen Nederlandse buren, vond men een grote stap. Molukkers wilden dit niet (het was een bevestiging van een permanent verblijf in Nederland) en ook lang niet alle gemeentes stemden met dit plan in. De meeste
Molukkers wilden iet weg uit de woonoorden, omdat deze leken op de tangsi's en omdat het daar heel gezellig was, als in een dorp in Indië. Uiteindelijk kwamen de woonwijken (met veel meer dan 50 gezinnen) bij de oude woonoorden in de buurt en niet op plaatsen waar veel werkgelegenheid was.
In 1989 zou het laatste woonoord (Lunetten) ook gesloten worden. Na langdurige juridische gevechten werd een akkoord gesloten: na renovatie konden de woonoord bewoners terugkomen, maar wel met betaling van normale huisvestingskosten. In 1995 was deze renovatie gereed.

Kapingen

De zeventiger jaren werden gekenmerkt door radicalisering onder Molukse jongeren.

Hiervoor waren meerdere redenen te vinden:
  • de jongeren kregen thuis een soort KNIL-gedisciplineerde opvoeding.
  • de slechte sociaal-economische positie.
  • het feit dat hun ouders met vreedzame akties niets bereikt hadden.
  • ze waren geïnspireerd geraakt door de Palestijnse akties.
  • de slechte integratie van Jongeren: ze blijven geïsoleerd, want thuis wordt er Ambon-Maleis gesproken. Ook is hun leven cultureel in tweeën geknipt. Het RMS-ideaal werd een ideologie.
  • De jongeren verklaarden: "Wij zijn geen 'achteraf' produkt van het kolonialisme, maar zijn de dupe geworden van de smerige politiek, die bedreven werd door onze vijanden Nederland en Indonesië, waarvan het uiteindelijke resultaat was, dat onze geleifde ouders ingescheept en vervoerd werden naar dit land."

Op 2 december 1975 werd een trein bij Wijster (Drente) gekaapt. Hiermee richtte het geweld zich ook nu tegen Nederland (als handlanger van Indonesië). Eerdere plannen om Koningin Juliana te gijzelen waren verijdeld. Deze kaping was een reaktie op de Surinaamse onafhankelijkheid. Koningin Juliana zei tot het Surinaamse volk: Ieder volk heeft recht op onafhankelijkheid. Dit was op 25 november 1975.
De kapers in Wijster verklaarden: "Ons doel om over te gaan tot de gewapende strijd, is om de regeringen en de massa's in de wereld te betrekken bij onze Molukse strijd, die al 25 jaren lang naar onafhankelijkheid schreeuwt en wordt onderdrukt. Wat is beter dan voor je geleifde vaderland te sterven, waarvan je weet, dat het jarenlang gehunkerd heeft naar vrijheid."
Tegelijkertijd werd het Indonesisch consulaat in Amsterdam bezet. Er vielen bij deze 18 dagen durende akties 3 Nederlandse doden en 1 Indonesische dode. Na onderhandelingen gaven de Molukse aktievoerders zich over. (Mevrouw Soumokil praat de jongeren uiteindelijk uit de trein). De kaping was uit oogpunt van publiciteit een volledig succes.

Twee jaar later werd op 23 mei (1977) bij De Punt (Groningen) weer een trein gekaapt. Tegelijkertijd werd in Bovensmilde een lagere school gegijzeld. In Bovensmilde waren de meesten uit het woonoord Schattenberg gehuisvest na sluiting in 1971.
Het Nederlandse leger maakte, op 11 juni, een eind aan deze akties. 2 gegijzelde passagiers en 6 Molukse kapers werden gedood. De dode Molukkers werden als helden begraven.
De Molukse jongeren beschuldigden tijdens deze aktie zowel de Nederlandse regering, als ook de oudere RMS-leiding. De inzet van deze akties was: de vrijlating van de 21, wegens eerdere gijzelingsakties veroordeelde, Zuid-Molukkers uit de gevangenis.

De aanval

Zaterdagochtend 11 juni 1977, bijna drie weken na het begin van de kaping, openden mariniers het vuur op de trein, bijgestaan door zes Starfighters die over de trein vlogen. Bij deze grote militaire operatie kwamen twee gegijzelden (de dan 20-jarige Ansje Monsjou en de 40-jarige Rien van Baarsel) en zes kapers (naast de leider Max Papilaya ook Hansina Uktolseja, Ronnie Lumalessil, George Matulessy, Minggus Rumahmory en Mateus Tuny) om het leven. De overige treinreizigers werden bevrijd. De Zuid-Molukkers in de school gaven zich zonder verzet over. Tijdens de persconferentie na de bestorming zei Den Uyl "Dat geweld nodig was om een einde te maken aan de gijzeling ervaren wij als een nederlaag".

Hoewel de dood van de twee gegijzelden het gevolg was van de treinkaping besloot de rechter in Assen enkele maanden later de drie overlevende kapers (Marcus [Rudi] Lumalessil, Junus Ririmasse en Andreas Luhulima) alleen te veroordelen voor verboden wapenbezit en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hiervoor kregen ze een celstraf van zes tot negen jaar.

In 2000 verscheen de documentaire Dutch Approach over dit gijzelingsdrama. Aan de documentaire werd meegewerkt door gegijzelden, gijzelnemers en andere betrokkenen.

Op 13 maart 1978 werd het Provinciehuis in Assen door 3 Molukse jongeren overvallen. 2 Nederlanders werden gedood. Het leger beëindigde ook deze aktie.

De akties werden dus steeds radicaler en richtten zich tegen een steeds breder publiek. Eerst was het alleen tegen Indonesische belangen in Nederland, daarna tegen Nederlanders (omdat het RMS-ideaal niet gesteund werd) en bij de tweede kaping zelfs tegen de leiding van de RMS (Manusama werd een gebrek aan daadkracht verweten).

door het toenemende verschijnsel van rassendiscriminatie in het "verkleurend" Nederland werd het vasthouden aan hun niet te verwezenlijken ideaal versterkt
De positie van de Ambonezen is altijd gekenmerkt geweest door een hoge mate van tweeslachtigheid. Er is een zekere mate van integratie bereikt, niet alleen geografisch en economisch, maar ook m.b.t. partnerkeuze (tussen 1963 en 1966 werd 35% van de huwelijken gesloten met Nederlanders. Anderzijds bleef het gevoel van een eigen identiteit en het samenbindend ideaal van de R.M.S. onverminderd voortbestaan.

Wat was het effect van de akties?
  • het niet naderbij komen van het RMS-ideaal.
  • wel het feit dat de Nederlandse regering zich realiseerde dat er aandacht besteed moest worden aan de positie van de Molukkers (en andere etnische minderheden).
  • het besef dat integratie niet vanzelf ging.
  • het besef dat men rekening moest houden met de 2e-generatie-problematiek (minderhedenbeleid).
  • De Nederlandse regering erkende dat er destijds een psychologische blunder was gemaakt.
  • een deel van de Molukse pensioenaanspraken werd gehonoreerd. Er werd een herdenkingspenning (de Rietkerk-penning) uitgereikt aan alle voormalige strijders en een jaarlijkse uitkering van f2000,-.
  • een deel van het eerherstel aan de Molukkers was het ge schenk doen door de Nederlandse staat van het Moluks Historisch Museum in Utrecht.

In 1990, 14 jaar na de kapingen en gijzelingen is er in elk geval één ding bereikt: er kwam een lijstje met niet nagekomen beloftes.
Hier stond o.a. op:
  • de Molukkers was in 1984 toegezegd dat ze een Nederlands paspoort zouden krijgen zonder zich te laten naturaliseren (ze konden dan in ieder geval de grens over). 40% van de Molukkers wilde namelijk geen Nederlander worden. Ze wilden (en willen) het ideaal van de RMS biet loslaten.
  • De versoepeling van de repatriëring en de verbetering van de communicatie tussen de Molukkers hier en de Indonesische samenleving, afgesproken in het akkoord van Wassenaar tussen Indonesië en Nederland, was niet zo succesvol gebleken. Tussen 1976 en 1988 zijn ca. 240 Molukkers teruggekeerd naar Indonesië.
  • De werkeloosheid onder ouderen ligt in 1990 op 40-50%. Voor jongeren lag dit nog hoger (70%). Afspraken en beloftes over banenplannen (o.a. het 1000-banenplan) zijn niet nagekomen.

De officiële contacten met de Nedrlandse regering werden onderhouden door het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers (IWM) opgericht in 1776.

Op 10 april 1993 treedt in de Molukse Kerk in Assen na 26 jaar de president van de RMS geweest te zijn, ir. Manusama af en maakt plaats voor dr. Tutuhatunewa.

Gaat het nu de goede kant op met de Molukse gemeenschap?

Wel is het zeker dat de Molukse samenleving een steeds gedifferentieerder beeld laat zien. Lang bleven Molukkers werkzaam in een beperkt aantal beroepen. Dit is aan het veranderen . Je vindt ze op allerlei niveau's. Dit komt omdat ze door de jaren heen meer en beter onderwijs gekregen hebben. Toch blijft nog steeds het aantal Molukse leerlingen op HAVO en VWO ver onder de maat en blijven er nog steeds heel wat kansarme Molukkers: drop-outs in het onderwijs, werkelozen en verslaafden. Het RMS-ideaal betekent voor sommigen het gevoel te behoren tot één volk, voor anderen de hoop dat de Molukken ooit nog eens zelfstandig zullen worden. Ook zijn er Molukkers voor wie het RMS-ideaal niets meer betekent.
Tegenwoordig woont ongeveer de helft van de Molukse bevolkingsgroep 'buiten', d.w.z. individueel tussen de Nederlanders. een probleem hiervan is dat de Molukse ouderen niet meer vanzelfsprekend door hun familie wordt opgevangen.
Aan het begin van de negentiger jaren is het besef dat de Molukkers hun lot in eigen hand moeten nemen gegroeid. De verhouding tot de Nederlandse regering is milder geworden

Als u meer wilt weten over de Molukse Cultuur, bezoek dan een het Moluks Historisch Museum.
Daar kunt u van alles zien en lezen. Is echt de moeite waard.
Website: Museum-maluku
© 2006 - 2024 Ceroni, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Migranten die naar Nederland kwamen na WO IIHier vind u een beeld van hoe de migratie na de tweede wereldoorlog verliep. Het wordt verteldt in de volgorde van vroeg…
De VS van Indonesië / Zuid-MolukkenIn december 1949 droeg Nederland de soevereiniteit over Nederlands-Indië over aan de Verenigde Staten van Indonesië. Ald…
Kamp Westerbork, een tijdlijnKamp Westerbork, een tijdlijnKamp Westerbork is bekend als het kamp waar 107.000 mensen in een trein stapten die hen naar een onbekende bestemming zo…
VS van Indonesië / De MinahassaDe Verenigde staten van Indonesië (1949-1950) bestonden uit zeven deelstaten (negara’s) en negen kleinere autonome gebie…

Essay segregatieDe Nederlandse samenleving ging altijd uit van het multiculturele, met respect voor elkaars verschillen. Nederland is da…
Ceroni (2 artikelen)
Gepubliceerd: 28-10-2006
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Sociaal cultureel
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.