De instructietheorie van Gagné

De instructietheorie van Gagné Gagné (VS: 1916-2002) was een experimenteel psycholoog die zich bezighield met instructiemethoden, condities voor leren en probleem oplossen. Hij onderzocht hoe mensen leren en wilde weten hoe het optimale onderwijsleerproces moest worden opgebouwd.

Gagné onderscheidt vijf verschillende leerresultaten

Verbale informatie

Opsommen van feiten, concepten, principes en procedures. Voorbeeld: opnoemen van de kenmerken van een olifant. Gagné gaat er net als Ausubel van uit dat de mensen kennis organiseren in schema’s. Belangrijk is dat het korte termijn geheugen niet wordt overbelast en dat er wordt verwezen naar reeds aanwezige kennis. De gepresenteerde kennis moet in stukjes gehakt kunnen worden, duidelijk gepresenteerd worden in een betekenisvolle context.

Intellectuele vaardigheden

Om intellectuele kennis/vaardigheden te verwerven moet de lerende acht opeenvolgende fasen doorlopen. Gagné ziet hierin een toenemend ingewikkeldheid. Hij plaatst ze in een leerrangorde. ‘1. Signal learning’ ziet hij als het minst ingewikkeld en ‘8. Problem-solving’ als het meest complex.
  1. Signal learning: enkelvoudig gedrag op stimulus (leren) vertonen: dit wordt dan gevolgd door het opbouwen van meer ingewikkelde gedragspatronen. Denk aan zindelijk worden van kinderen. Dit gebeurd “onbewust”.
  2. Stimulus response learning.Na de prikkel komt de reactie. Als je hond de krant brengt na het commando: “Apport krant” dien je hem te belonen. De externe prikkel “apport krant” moet je daarna innerlijk stimuleren met een hondenkoekje.
  3. Chaining is het aan elkaar rijgen van losse gedragingen. Denk aan leren autorijden: eerst koppelen, remmen, sturen en uiteindelijk de auto volledig besturen.
  4. Verbal association. Het opdreunen van een lijstje (Duitse vervoegingen: auf, bei, mit, zeit). Dit zijn weer stimulus-response koppelingen, maar nu verbaal. De afzonderlijke “kralen” worden aaneengeregen tot een geheel. gaan vormen.
  5. Discriminations: ingewikkelde of meerdere verschillen kunnen onderscheiden worden. Dit geeft de persoon de mogelijkheid om verschillend te reageren op afzonderlijk onderscheiden prikkels.
  6. Concept learning: Een patroon in iets beginnen te zien. Bijvoorbeeld klasse mannen/vrouwen. Het gaat om gelijksoortige dingen in een groep onder kunnen brengen.
  7. Rule learning: Verbanden/oorzaak gevolg kunnen zien. Je moet de regel toe kunnen passen. Het leren van regels of principes. Bijvoorbeeld: als metaal wordt verwarmd zet het uit.
  8. Problem-solving. Doordat je in een nieuw probleem een herkenbare structuur ziet kun je het oplossen.

Cognitieve strategieën

Gebruiken van persoonlijke manieren om leren te sturen, te denken, zich te gedragen en te voelen. Voorbeeld: plaatjes in een presentatie invoegen. Belangrijke interne leercondities zijn voorkennis en algemene probleemoplossingstrategieën.

Houding/attitude

Kiezen van persoonlijke acties gebaseerd op interne toestand van begrip en gevoel. Voorbeeld: Keuze om de telefoon binnen 4 maal overgaan op te nemen. Belangrijk is de voorkennis en gerelateerde concepten. Verder zijn externe condities: een beschikbaar rolmodel dat bewonderd wordt en het gewenste gedrag vertoont. Belangrijk is dat er feedback wordt gegeven over een succesvolle performance.

Motorische vaardigheden

Handelingen die het gebruik van spieren inhouden. Van belang is dat de beweging precies, soepel of vloeiend wordt uitgevoerd. Een voorbeeld is een fietsband plakken. Van belang is dat de juiste procedure opgeroepen kan worden en dat substapjes van de gewenste vaardigheid reeds beheerst worden. De instructeur dient te helpen de subroutine te herinneren, regelmatige oefening te faciliteren en direct feedback over de performance te geven. Het “mentaal naspelen”dient aangemoedigd te worden.

De negen fasen van instructie

Aandacht verwerven

Dit stimuleert het ontvangen van de informatie. Dit kun je bereiken door een abrupte stimulus verandering. Je slaat bijvoorbeeld hard op de tafel of zet het “stoplicht”op groen. De docent kan ook een prikkelende stelling doen die aanzet tot nadenken.

Deelnemers informeren over doel

Leerdoelen creëren een verwachting en dit stimuleert het verwerken van de informatie. Vertel je studenten wat ze kennen en kunnen nadat ze dit onderdeel beheersen of wat je van ze verwacht. Je zou de leerlingen ook voor zichzelf de leerdoelen kunnen laten formuleren.

Stimuleren van eerdere kennis

Laat ze graven naar eerdere kennis. Vraag of ze voorbeelden kennen van de situatie of hoe ze dit probleem normaal oplossen. De link leggen naar eerder verworven kennis bevordert het opslaan in het lange termijn geheugen.

Presenteer de inhoud (stimulus)

Om een goed onderscheid te kunnen maken is het belangrijk dat je het onderwerp onderscheidt/ “losmaakt” van andere onderwerpen. Geef duidelijke verschillen aan. De inhoud is afhankelijk van de te bereiken leerdoelen.

Leren sturen

Geef richting bij het “wegschrijven” van het geleerde naar het geheugen. Suggereer een betekenisvol schema of geef ondersteuning bij het samenvatten/ organiseren van de opgedane kennis.

Oefenfase

Laat de leerling op allerlei manieren oefenen/spelen met het geleerde zonder dat hier een beoordeling aan vasthangt. De leerling moet het gevoel krijgen dat hij het geleerde beheerst.

Performance toetsen

Geef meteen terugkoppeling over de performance. Zorg dat ze het geleerde “perfect”kunnen uitvoeren: eenmaal verkeerd aangeleerde dingen leer je niet zomaar af. Nu wordt er “echt” getoetst en krijgt de leerling een beoordeling. Hiermee krijgt hij de bevestiging of het geleerde beheerst wordt.

Verbeteren van opslag en transfer van kennis

Zorg voor verschillende oefensituaties zodat de kennis op verschillende manieren toegepast kan worden. Dit bevordert het onthouden en “transfer”: het toepassen in nieuwe situaties

Hoe pas je nu Gagné’s instructietheorie eenvoudig toe?

  • Bepaal de leerdoelen (wat de leerlingen moeten bereiken)
  • Geef aan aan welke leervoorwaarden voldaan moeten worden om het gewenste leerdoel te behalen
  • Bepaal je doelgroep, omschrijf ze en waarvoor zij het geleerde nodig hebben
  • Kies de instructiemethode
  • Check of de gekozen methode resultaat heeft gehad en stel bij indien nodig

Lees verder

© 2011 - 2024 Tinamoreno, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Self-Determination Theory (SDT)Self-Determination Theory (SDT)SDT heeft zich sinds de opkomst, halverwege de jaren tachtig, voornamelijk geconcentreerd op de verschillende aspecten d…
Hoogbegaafdheid: de verschillende definitiemodellenHoogbegaafdheid: de verschillende definitiemodellenHoogbegaafdheid lijkt een vast gegeven. Je bent het wèl of je bent het niet. Er lijkt niets tussenin te zitten. En het h…
Anselmus van Canterbury: 'Ondenkbaar dat U niet bestaat'recensieAnselmus van Canterbury: 'Ondenkbaar dat U niet bestaat'Anselmus zag in het jaar 1033 in het Italiaanse Aosta het levenslicht. Hij staat daarom ook wel bekend als 'Anselmus van…

Wie ben je en wat wil je?Wie ben je en wat wil je?Lijkt zo eenvoudig, maar menigeen heeft er enig moment mee te maken. Hij of zij maakt een bewuste keuze of hij of zij we…
Weg met dat rothumeur!Weg met dat rothumeur!We hebben allemaal wel eens een rotdag en sommige mensen hebben meerdere rotdagen. Maar van zo’n rotdag kan je ook een p…
Bronnen en referenties
  • Electronisch werkboek: Cursus Leren en Ontwikkeling (O18321) van de Open Universiteit
  • Handboek: Driscoll, M.P. (2005). Psychology of learning for instruction (3rd ed.). Boston: Allyn and Bacon)
Tinamoreno (130 artikelen)
Laatste update: 15-05-2015
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Psychologie
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.