Leer PDD-NOS begrijpen. Een zoektocht naar de problematiek

Regelmatig hoor je in de buurt, familiaire kringen of op school over het begrip PDD-NOS. Niet iedereen is op de hoogte wat dit inhoud. Vaak wordt er vaag aangegeven dat het hier gaat om autisme. Maar juist bij autisme hebben we in de maatschappij een heel ander beeld. Dit betekent veelal dat PDD-NOS niet altijd als zodanig wordt herkend. Dit artikel gaat in op PDD-NOS en probeert duidelijk te maken wat het is. Het is een zoektocht naar het leren begrijpen van PDD-NOS.

Hoe ziet men PDD-NOS binnen de psychiatrie?

PDD-NOS is een afkorting van Pervasieve ontwikkelingsstoornis niet nader omschreven. Het valt onder de ASS problematiek, waarbij ASS staat voor Autisme spectrum stoornis. Pervasief betekend dat het diep doordringt op alle vlakken van je leven. Om te begrijpen hoe PDD-NOS wordt gezien moeten we eerst even in vogelvlucht gaan kijken in de wondere wereld van de psychiatrie, waarbij we PDD-NOS wel als leidraad nemen.

Systeem om psychiatrie te beschrijven

Zo’n 20 jaar geleden kwamen een aantal knappe bollen bijeen om zich te buigen over een eenduidig wereldwijd systeem van psychiatrische stoornissen. Ze waren van mening dat we met z’n alle dezelfde taal moesten spreken en dit systeem noemde ze uiteindelijk de DSM. Momenteel werken we met de DSM-IV, maar ze zijn bezig om een nieuw systeem te ontwikkelen wat de DSM-V genoemd zal gaan worden. Het nut van dit systeem is dat we overal ter wereld, maar ook in overleg met elkaar dezelfde taal spreken. Binnen deze DSM-IV wordt geprobeerd onderscheidt te maken tussen de stoornissen die er zijn en het gedrag dat hierbij hoort. Van al de stoornissen heeft men de punten omschreven waar iemand aan moet voldoen en hoeveel punten nodig zijn om de diagnose te verkrijgen.

Natuurlijk moet dit systeem op een bepaalde manier opgebouwd zijn, zodat het ook te lezen is. Zo kwam men op het idee om vier assen (deelgebieden) te gebruiken en een GAF score.
  • As I zegt iets over gedragingen, de stoornissen e.d.
  • As II zegt iets over niveau van functioneren (IQ)
  • As III over eventuele medische problemen
  • As IV in welke situaties het probleem voorkomt

Onderaan staat een GAF score. Deze geeft aan wat het niveau van functioneren is op dat moment.
Daarnaast heeft elke stoornis een nummer, zodat het gemakkelijk op te zoeken is.

Op As I vinden we dus de ontwikkelingstoornissen terug. Bekende ontwikkelingsstoornissen zijn PDD-NOS, ADHD, ADD, Kern autisme, ODD, syndroom van Asperger, MCDD enz. Ik ga hier even niet in op de verschillende afkortingen omdat het mij gaat om PDD-NOS. Op As I kunnen meerdere diagnoses vermeld staan.

Eerst een voorbeeld:
  • As I
    • 299.80 - Pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO/Asperger/Rett Hoofd
  • As II
    • V71.09 - Geen diagnose op AS II
  • As III
    • V20.1 - Gezonde zuigeling of kind die zorg ontvangt
  • As IV
    • 10 - Problemen binnen de primaire steungroep
    • 20 - Problemen gebonden aan de sociale omgeving
    • 30 - Problemen met school en opleiding
GAF-score (huidig): 45

In het voorbeeld hierboven heeft de persoon PDD-NOS (Asperger en Rett hebben hetzelfde nummer), Er is hier sprake van een gemiddelde intelligentie of in ieder geval geen problemen met de intelligentie, verder blijkt deze persoon gezond te zijn of deze persoon is onder behandeling en de problemen laten zich zien op de deelgebieden; thuis, omgeving en school Aangevuld met een zorgelijke score “45” van functioneren (score 0-100).

Ontwikkelingsstoornis

Nu we weten hoe de psychiatrie zijn stoornissen opschrijft in de DSM codering is het interessant om te gaan kijken naar As I en met name naar de ontwikkelingsstoornissen. De twee grote groepen binnen de ontwikkelingsstoornissen zijn ADHD en ASS (Autisme Spectrum Stoornis). PDD-NOS valt onder de groep ASS. ASS en ADHD overlappen elkaar soms een beetje. Soms heeft een persoon met PDD-NOS ook ADHD klachten. Deze klachten kunnen voortkomen uit onrust, maar ook uit bv het niet overzien van de situatie. In de laatste situatie is er sprake van PDD-NOS omdat de onrust en de ADHD voortkomen uit kenmerken die vallen onder PDD-NOS.

Om erachter te komen bij welke groep een persoon hoort (er zijn uiteraard meerdere groepen dan alleen ASS en ADHD) wordt er onderzoek gedaan.

De Diagnose

Oké, Als we eenmaal weten bij welke groep iemand hoort en welke stoornis het is, weten we dus ook wat we moeten doen om goed te gaan functioneren. En dat is nu precies waarom we komen tot een diagnose. Onthoud dat een diagnose gebruikt wordt om de richting te kunnen bepalen waaruit gewerkt kan worden om de persoon te helpen.

Ik besef hier terdege dat ik in vogelvlucht moet beschrijven hoe dit werkt. Bovendien is ieder mens uniek, dus ieder mens zal zijn eigen proces hebben. Maar in de algemene lijn zullen er gesprekken plaatsvinden met de persoon en / of zijn ouders (bv met jonge kinderen). Daarna zal met allerlei middelen uitgezocht worden wat er aan de hand is. Bekende mogelijkheden zijn screening lijsten, anamnese onderzoek, andersoortige gesprekken, schoolobservatie, persoonlijkheidsonderzoek, intelligentieonderzoek en psychiatrisch onderzoek. Niet altijd wordt alles gebruikt en soms worden ook andere mogelijkheden gebruikt. Dit verschilt per persoon. Overleg, vraag en bespreek dit met de behandelaar, zodat je weet waar je aan toe bent.

criteria voor PDD-NOS

Ik zou hier een rijtje kunnen plaatsen. Maar die rijtjes kan je overal op internet vinden. Lopende de tekst komen er wel verscheidene punten naar voren.

In het algemeen kan je stellen dat ieder mens op bepaalde periodes in zijn leven, levenstaken te vervullen heeft. Aan deze levenstaken zitten leeftijdsperioden verbonden. Om een voorbeeld te noemen: De meeste kinderen zullen tussen de 4e en 5e maand beginnen te brabbelen. De een zal dit eerder doen dan de ander, maar bij het gemiddelde kind gebeurd dit rond die periode. Komt dit niet op gang of pas veel later dan is het zinvol om eens goed te kijken wat er aan de hand kan zijn. Ook kan het zijn dat de persoon zijn emoties niet onder controle kan krijgen of de prikkels vanuit zijn omgeving. We spreken dan over reguleringsproblemen.

Er zijn levenstaken op allerlei gebieden van ons leven. bv;
  • Zintuiglijk
  • Motorisch
  • Sociaal / emotioneel
  • Denken
  • Taalgebruik
  • Taalbegrip

Bovenstaande gebieden worden o.a. gebruikt om te zien of iemand gemiddeld ontwikkeld is of achterstanden heeft opgelopen. Bij Autisme Spectrum Stoornissen wordt gezien dat op al deze levenstaken problemen ontstaan. Deze problemen belemmeren de persoon in zijn ontwikkeling en dringen diep door in iemands “persoon”. Komen er op alle deelgebieden veel problemen voor dan kan je je afvragen of er een verstoring is in de ontwikkeling. Die taken werken namelijk ook nauw met elkaar samen. Taalgebruik en taalbegrip is bv duidelijk met elkaar verbonden. Ook het denk of intelligentie gebied heeft weer gevolgen voor het taalbegrip enz. Omdat er bij PDD-NOS sprake is van een doordringen op allerlei levensgebieden, zie je hier dus problemen komen. Niet alleen nu, maar ook al eerder in je leven. Dit in ons achterhoofd houdend zou je kunnen kijken naar de lijstjes. Om iemand uit de familie of vriendenkring beter te kunnen begrijpen zou je hierover in gesprek kunnen gaan met de desbetreffende persoon of de mensen die dicht om hem heen staan. Bespreek dan eens hoe dit voor die persoon zit op de verschillende gebieden van zijn leven. Bij PDD-NOS kan je gebruik maken van de bovenstaande lijst.

Nu weten we een klein beetje hoe het in elkaar zit. Wil je meer weten hierover lees dan bv. “Psychiatrie van Reedijk” (alle stoornissen en de DSM), “De DSM zelf” of meer toegespitst op ADHD en PDD-NOS het boek “sociaal onhandig” en geef me de vijf (overigens veel makkelijker te lezen). Er zijn natuurlijk veel meer boeken over dit onderwerp. Maar wij verlaten hier de hoofdlijn en gaan ons richten op PDD-NOS. Je kunt ook eens kijken op eigen sites van psychologenpraktijken of de GGZ. Zij zijn degene die over het algemeen de diagnose stellen.

PDD-NOS uitgesplitst in ontwikkelingsgebieden

Hieronder zullen we de zintuigen, de motoriek, de informatieverwerking, de taal en het begrijpen van de sociale context behandelen. Eveneens komen er een aantal lijstjes om verder te gaan begrijpen hoe PDD-NOS zich laat zien.

PDD-NOS is een stoornis (geen ziekte) die ons op alle vlakken van ons leven kan belemmeren. Ik zeg - kan - omdat niet elk persoon met PDD-NOS hetzelfde is. Het maakt verschil op welke levensgebieden PDD-NOS meer tot uiting komt en in welke mate. Eerder hebben we kunnen lezen dat PDD-NOS meestal uitgezocht wordt op verschillende levensgebieden. Aan de hand van een aantal gebieden wil ik nu verder kijken hoe PDD-NOS zich kan uiten. Let wel ! Het is heel belangrijk om, als het even kan, met de persoon zelf of diens omgeving te spreken om te achterhalen hoe dit precies voor deze persoon werkt.

Zintuigen

Ieder mens leeft in een omgeving. Deze omgeving nemen wij waar door te kijken, te proeven, te horen en te voelen. De manier waarop deze informatie bij ons binnenkomt valt onder sensorische integratie (=de manier waarop we horen, kijken, proeven en voelen ervaren wordt).

Onze omgeving, de objecten in onze omgeving, de mensen met wie we spreken, zijn allemaal punten die op een of andere manier verwerkt moeten worden. Deze punten - en waarschijnlijk kunnen er veel meer worden bedacht - geven prikkels af. Het verwerken van deze prikkels leren we eigenlijk al vanaf onze babytijd (bv de prikkel die we ervaren op het moment dat we de fles voelen)

Mensen met autisme en PDD-NOS hebben heel veel moeite om al deze informatie die we vanuit onze zintuigen krijgen te combineren. Ze overspoelen door al deze prikkels en er ontstaat chaos in het hoofd. Als deze zintuigen niet goed samenwerken gebeurd het vervolgens dat je bv de juf ziet, maar tegelijkertijd die mooie plaat aan de muur, het geluid van de kinderen in de klas en de auto die voorbij rijdt. Vanuit zelfbescherming gaat deze persoon zich afsluiten. Hij of zij kan zich dus niet meer concentreren op het punt waar gericht moet worden. Het kan zorgen voor verwarring en angst.

Een aantal punten op een rij:
Kijken:
  • Overgevoelig zijn voor bepaalde zaken. Bv. Het licht om je heen heftiger ervaren dan de meeste mensen.
  • Veel detail kijken. Bv. een lieveheersbeestje op de grond bij het wandelen.
  • Objecten herkennen aan details. Bv. Als het detail wordt weggelaten het niet meer gelijk herkennen.
  • Zien van zaken die in hun wereld niet kloppen (bv een fiets op een auto).
  • Het snel herkennen in een omgeving van objecten waar ze gek op zijn. bv molens.
  • Gefascineerd zijn van bepaalde stereotype (=altijd hetzelfde) bewegingen (bv. Het draaien van de wasmachine).
  • Het niet eten van oranje groente. Of juist alleen het oranje eten lekker vinden.

Horen:
  • Overgevoelig zijn voor (meestal harde) geluiden.
  • Het irriteren aan het zacht ruisen van de computer die aanstaat.
  • Het gefascineerd luisteren naar het open en dicht klikken van een pen.
  • Drukke ruimte waar veel mensen zijn ontvluchten.
(let maar eens op hoeveel geluiden er om je heen zijn).

Proeven:
  • Overgevoelig zijn voor bepaalde smaken en daardoor niet eten.
  • Ondergevoelig zijn en daardoor scherpe smaken zoeken.
  • Likken aan de tafel, aan het speelgoed enz.

Voelen:
  • Heel gevoelig zijn in de mond. Daardoor moeite hebben met eten.
  • Bepaalde kleding niet verdragen op de huid.
  • De deken precies tot onder de kin als hij/zij gaat slapen, anders niet kunnen slapen.
  • Hekel hebben aan naadjes in de sokken, zoenen bij visite, handen geven, enz enz.
  • Maar ook ondergevoelig zijn op de huid.

Als je lichaam overgevoelig is werkt dit soms ook zo bij een knuffel. De persoon wijst op dat moment niet de persoon af, maar de knuffel!

Ruiken:
  • Overgevoelig zijn voor geuren of onder gevoelig zijn voor geuren.
  • Als je veel ruikt, ruik je soms ook andere mensen. Je wilt er dan bv niet naast die persoon zitten.
  • Ontlasting heeft een sterke geur. Dus dit kan een prikkeling zijn voor hen bij onder-gevoeligheid.
  • Het ruiken aan je speelgoed.
  • Het ruiken aan eten enz.

Bovenstaande punten kunnen verder aangevuld worden en zijn een aantal voorbeelden hoe dit zich kan manifesteren.

Het kan dus zijn dat ze bepaalde zintuiglijke prikkels omzeilen omdat deze teveel prikkels, angst en/of verwarring geven. Ze kunnen tegelijkertijd zich juist aangetrokken voelen tot zintuiglijke waarnemingen waar ze obsessief en/of gefascineerd mee omgaan. Belangrijk is om goed te kijken. Vanuit het overspoeld worden door de prikkels, die sterker overkomen dan bij de meeste mensen, kunnen ze overigens hyperactief gedrag gaan vertonen wat soms sterk lijkt op ADHD.

Als iemand dus moeite heeft om zintuiglijke prikkels te verwerken of ze allemaal tegelijk ervaart zoekt deze persoon vaak naar manieren om hiermee om te leren gaan. Bijvoorbeeld hyperactief gedrag zien, zoeken van een plekje onder de tafel of in de kast, in een lege kamer zitten enz. Een kind heeft de omgeving nodig om hiermee om te leren gaan. De persoon kan leren of aangeleerd worden om te zorgen dat hij / zij er minder last heeft van de prikkels. Kinderen hebben hier hun ouders, hun partner de juf, de meester, de judoleerkracht, de zwemjuf enz voor nodig. Zij kunnen helpen om de prikkels te verminderen. Dus een belangrijke opdracht voor de omgeving is om hiervan bewust te zijn. Observeer en kijk waarom iemand zich zo gedraagt, wat de rede hiervan is en pas hier de situatie als het even kan op aan.

Nog een aantal voorbeelden:
  • In gezellige klaslokalen kunnen de prikkels zo hoog worden dat ze daarop hyper gedrag gaan vertonen.
  • Als in hun slaapkamer het speelgoed door elkaar ligt, waarmee moet er dan gespeeld worden?
  • Muziek in de auto hard aanzetten kan zeer frustrerend zijn.
  • Als een persoon veel moeite heeft met geluid, zorg dan voor een plek waar de persoon tot rust kan komen.
  • Als je wilt gaan leren, zorg dan dat het bureau netjes is.
  • Als je moeite hebt met het richten op een taak, help dan te bedenken hoe dit wel gaat lukken.
  • Enz.

Veel kinderen hebben manieren gevonden om hiermee om te gaan, maar het blijft ingewikkeld voor hen om de dag door te komen.

Motoriek

Motoriek is een bekend begrip, maar wat is het eigenlijk? Motoriek is het vermogen om te bewegen. We maken hierbij onderscheid tussen:
  • Grove motoriek: Grotendeels automatische bewegingen. (Lopen, fietsen, enz.)
  • Fijne motoriek: Bewegingen die concentratie en aandacht nodig hebben (knippen, plakken, schrijven)

Op het moment dat er problemen ontstaan (of zijn) op het motorisch gebied kan dit grote gevolgen hebben. Denk bv aan het moeilijk kunnen lopen, moeilijk kunnen schrijven of het snel uit de handen laten vallen van iets zwaars.

De motoriek wordt gecoördineerd vanuit ons coördinatie centrum (onze hersens). Als de hand iets wil pakken is er al een signaal doorgestuurd door bv onze ogen. Dit signaal wordt weer doorgestuurd naar de verschillende onderdelen van het lichaam die nodig zijn om te bewegen. En dat in een mum van tijd. Maar wat als er teveel of te weinig prikkels doorgegeven worden? Wat als deze prikkels vertraagd of misschien helemaal niet doorgegeven worden ?

Bij PDD NOS zie je vaak problemen in de motorische ontwikkeling. Hoe deze motorische problemen zich uiten verschilt van persoon tot persoon. Sommige mensen zijn onhandig of houterig en andere kunnen hun concentratie niet vasthouden bij een handeling ‘bv schrijven’. Vaak zal fysiotherapie hierbij een rol spelen om met oefeningen te leren bewegen. Thuis kan natuurlijk ook geoefend worden.

Een aantal voorbeelden van gedragingen die bij autisme kunnen voorkomen:
  • Vertraagde ontwikkeling
  • Houterig bewegen
  • Tenen lopen
  • Fladderen
  • Overstrekken van handen en armen
  • Overstrekken van het lichaam
  • Tegenstellingen in de motorische vaardigheden
  • Schommelen
  • Opgewonden springen
  • Rondjes draaien
  • In de handen klappen
  • Zinloos heen en weer lopen

Informatieverwerking

Bij de vorige onderdelen hebben we kunnen zien dat er veel problemen ontstaan binnen de informatieverwerking, dus het omgaan met de interne en externe prikkels, emoties en de opdrachten. Eigenlijk kan je zeggen dat dit een heel belangrijk punt is dat speelt bij PDD-NOS. Er is namelijk sprake van een vertraagde informatieverwerking. Het hoeft niet zo te zijn dat deze informatie verdwijnt, maar het duurt wel even voordat de informatie door de persoon verwerkt is. (vergelijk het voor het gemak even met een trechter. Alle informatie wordt erin gegoten, maar het komt druppelsgewijs door). Nu we dit weten is het ook duidelijk dat problemen ontstaan door plotselinge veranderingen, situaties die niet doorgaan enz. Mensen met PDD-NOS schieten dan in de weerstand /stress omdat ze moeten omschakelen van de ene gebeurtenis, naar de andere en de informatieverwerking vertraagd meekomt. Ook kan het zijn dat de persoon aangesproken wordt, maar niet gelijk reageert.

Informatieverwerking is iets dat we heel de dag door doen. Alles om ons heen is voortdurend in beweging en wordt voordurend door ons opgepikt. Zoals de griekse wijsgeer Heraclitus zei:”Panta Rhei”. Dit betekent letterlijk “alles stroomt”.

Onze hersens doen hierin iets heel belangrijks. Zij filteren namelijk de informatie vanuit de omgeving en zorgen ervoor dat wij gefocust kunnen blijven op hetgeen belangrijk voor ons is. Maar wat als dit niet gebeurd. Wat als je de klok hoort tikken, de ander tegen je hoort praten, de auto voorbij ziet komen en tegelijkertijd ook nog eens koffie moet zetten. Stel dat je al deze geluiden niet kunt filteren. Hoe kan je dan de handeling van het koffiezetten nog voltooien ?

Dus omdat de informatieverwerking anders verloopt is het dus belangrijk dat een ander hem helpt om de informatie te structureren of de informatie anders door te geven. De structuur van de dag, de hoeveelheid speelgoed die op de grond ligt, de lesstof die je dagelijks krijgt, de lengte van de rijtjes sommen op school, de grote van het schoolplein, de indeling van het bureau of werkplek enz zijn punten waarbij geholpen kan worden.

We helpen mensen met PDD NOS door de informatie zo aan te bieden dat het grootste deel van deze informatie tot hen door kan dringen. Dit doen we door het aanbieden van structuur in ruimte (ordenen en visueel maken) en het aanbieden van structuur in tijd (regelmaat in het leven, overzicht bieden). Tegelijkertijd bieden we regels aan om de structuur te ondersteunen.

De regels en de structuur moeten; duidelijk, concreet en overzichtelijk aangeboden worden.

Gebruik geen grote overkoepelende woorden zoals bv “gedraag je lief”. Lief is een begrip dat zo breed is dat het kind of de persoon niet weet wat hij moet doen om de opdracht te volbrengen. Dus het woord ‘lief’ moet duidelijk gemaakt worden in opdrachten. Bv. Je gaat nu liggen, doe je ogen dicht en gaat slapen.

Voorbeelden voor structuur:
  • Dagritmekaarten
  • Speelgoed in aparte boxen.
  • “Naar bed gaan ritueel” (altijd hetzelfde)
  • enz

Taal

Naast de zintuiglijke problematiek, de motorische problematiek en de informatieverwerkingsproblematiek komt de communicatieve problematiek om de hoek kijken. Er is net al iets bij stilgestaan. Deze problematiek is veelomvattend en heeft tegelijkertijd veel te maken met bovenstaande problemen. Want als de wereld anders beleefd wordt, als de motoriek problemen geeft en de informatieverwerking is vertraagd dan moet dit gevolgen hebben voor andere terreinen van het leven, waaronder de manier waarop het contact met de buitenwereld aangegaan wordt. Men weet vaak niet goed wat hij of zij kan verwachten van een situatie of een gesprek waarop ze sociaal onhandig kunnen reageren

Bij het bovenstaande punt komt ook de beperking in taal naar voren die bij veel mensen met PDD-NOS in de weg staat. Communicatie is voor een deel toch een kwestie van taal (ongeveer 20% van de communicatie bestaat uit taal). De taalontwikkeling is vaak afwijkend tov andere kinderen. Een deel van de kinderen spreekt niet. Soms zie je een patroon ontstaan wat heel “sociaal” lijkt, maar dit niet is. Soms kan het uitdagend lijken.

Even een klein uitstapje. Taal is universeel. Dit wil zeggen dat ieder kind als hij geboren is, iedere taal op de wereld kan leren. Tegelijkertijd kan gesteld worden dat de taal die wij leren, de taal van onze verzorgers is. Kinderen leren de taal door in eerste instantie verzorgers te copieren. Er is vastgelegd hoe de gemiddelde taalontwikkeling verloopt, waardoor je redelijk kan inschatten of er sprake is van problemen in de taalontwikkeling. Een logopediste doet dit met testen.

Een aantal opvallendheden zoals dit naar voren zou kunnen komen.
  • Spreekt niet
  • Vertraagde taalontwikkeling
  • Geen brabbelfase
  • Meteen goed kunnen spreken
  • Doof lijkt te zijn
  • Mutisme (in bepaalde situaties weigeren te spreken)
  • Eigen taal
  • Onvoldoende communicatief gebruik van taal
  • Weinig uit zichzelf vertellen
  • Geen sociaal gebruik van oogcontact
  • Veel wegkijken
  • Geen gebaren gebruiken
  • Wel of niet wijzen
  • Herhaling in woordgebruik
  • Onmiddellijke echolalie (papegaaien / naspreken)
  • Vertraagde echolalie
  • De taal letterlijk nemen
  • Voornaamwoorden omkeren
  • Naar de bekende weg vragen
  • Verwarde volgorde van woorden in zinnen
  • Vreemde intonatie
  • Formeel praten

We verlaten even dit gedeelte van de ontwikkeling. Er is veel over te lezen en te vinden. Het geeft wel aan dat qua taal, mensen met PDDNOS veel problemen ervaren.

Begrip van de sociale omgeving

Het is nu begrijpelijk dat naast taal ook het begrip van taal een heel belangrijk punt is, zeker als je al moeite hebt met het ontwikkelen van de taal.Als er over communicatie wordt gesproken spreken we over non-verbale communicatie en verbale communicatie.
  • Verbale communicatie: De verbale taal is de taal die je uitspreekt (ongeveer 20% van onze communicatie)
  • Non-verbaal: Non-verbaal is de taal die niet uitgesproken wordt, maar wel voelbaar of zichtbaar is. Bv. ik ben boos, dan kijk ik boos en zal de ander ervaren dat ik boos ben. (ongeveer 80% van onze taal).

Zoals we kunnen zien is non-verbale taal een belangrijke schakel in het begrijpen van onze omgeving. Dit begrip ontwikkelen we door de eerste jaren van ons leven heen. Het begint al met het begrip dat als mama binnenkomt met de fles, de baby drinken krijgt. Door al die jaren heen leren kinderen de situatie beter in te voelen en in te schatten. Het probleem bij veel mensen met PDD-NOS is dat ze juist dit begrip missen. Je hebt dan een groot probleem. Want als de juf je boos aankijkt en boos zegt dat je nu moet opruimen en je schat de situatie verkeerd in kan je dus straf krijgen voor iets dat je niet begrijpt…. Of als je in heel verdrietige situaties ineens begint te lachen kunnen mensen je dat zeer kwalijk nemen. Ze missen dus de gevoelswaarde van woorden en situaties.

Mensen met PDD-NOS nemen de taal vaak ook letterlijk. Het taalgebruik is doorspekt van spreekwoorden en gezegden. Daarnaast spreekt men met intonatie (de manier waarop woorden worden uitgesproken – toonhoogte, toonsterkte enz) en spreekt men met emotie (verdrietig, boos, sarcastisch enz). Als deze zaken niet worden opgepikt door de persoon, mist hij dus heel veel in de manier waarop er met elkaar gesproken wordt ! Je kunt het wel feitelijk aanleren, maar het blijft dan een kunstje.

Sociaal:
  • Onhandig reageren in en op sociale relaties
  • Niet of nauwelijks leren van sociale ervaringen
  • Ontbreken van wederkerigheid in het contact.
  • Angst bij veranderingen
  • Fanatiek vasthouden aan routines, daardoor het gesprek missen
  • Angstig en koppig gedrag laten zien.
  • Eenzijdige belangstelling
  • Rigide en dwangmatig gedrag

Verder op onderzoek:

Ik begrijp dat er nog veel meer te schrijven en te zeggen valt over PDD-NOS. Dit artikel is met name bedoeld om een start te maken met het leren kijken door de bril van de persoon met Autisme Spectrum Problematiek (uitstapje: ook dit is weer een gezegde – je kan namelijk niet letterlijk kijken door de bril van de ander en misschien heeft die ander helemaal geen bril. dus iemand met PDD-NOS zal deze uitdrukking niet altijd begrijpen of er een verschillende draai aan proberen te geven)

Het is heel belangrijk om te leren begrijpen waarom deze personen zo handelen. Als goed gekeken wordt door de bril van de ander dan wordt het aansturen ook gemakkelijker. Meer over dit onderwerp kan gevonden worden onder het begrip “mentaliseren”.

Veel punten die in het bovenstaande artikel naar voren komen hoeven niet altijd in uw situatie naar voren te komen. Ieder kind of iedere volwassenen met PDD-NOS is uniek en heeft, net als ieder ander mens, zijn eigen gebruikshandleiding. Neem de problematiek serieus, kijk en spreek met de ander over zijn problemen, kijk hoe de ander geholpen kan worden.

Beseffend dat ik hier de problematiek aanstipt, nodig ik u uit om vooral informatie op te doen uit boeken, internetwebsites en bovenal te praten met de personen die:
  • met deze problematiek worstelen
  • als opvoeders functioneren
  • in de omgeving staan van de persoon

Maak gerust gebruik van de bovenstaande informatie.

Hieronder volgt nog een lijstje over weerstand tegen verandering, spel en afwijkende reacties op prikkels. (Overgenomen uit de Checklist autisme van het centrum Autisme)

Weerstand tegen verandering:

  • Moeite met veranderingen van omgeving, kleding, dagritme
  • Reageert heftig op verandering in routines
  • Heeft moeite met overgangen (ene situatie naar de andere situatie)
  • Wil een vaste route lopen of rijden
  • Afspraak blijft afspraak
  • Gedrag is moeilijk te beïnvloeden
  • Extreem gehecht aan voorwerpen
  • Bepaalde rituelen waar niet van afgeweken kan worden.
  • Intensieve of beperkte belangstelling voor bepaalde onderwerpen en voorwerpen

Spel:

  • Kind speelt niet
  • Er is geen ontdekking van objecten
  • Speelt met ander materiaal dan speelgoed
  • Gaat niet functioneel om met spelmateriaal
  • Stereotiep (hetzelfde) spel
  • Geen fantasiespel
  • Speelt niet met andere kinderen
  • Gaat te ver met de fantasie mee

Afwijkende reacties op prikkels

  • Draaien van voorwerpen voor de ogen
  • Vanuit de ooghoeken kijken
  • Geïnteresseerd in licht
  • Geïnteresseerd in draaiende objecten
  • Voorwerpen in de mond steken
  • Ruiken aan voorwerpen of mensen
  • Aanraken, tikken, krabben van voorwerpen
  • Zichzelf prikkelen (oogbollen duwen, tanden knarsen)
  • Speciale belangstelling voor bepaalde voorwerpen en onderwerpen
  • Doof lijkt te zijn
  • Hoge pijngrens hebben
  • Hoge tolerantie voor warmte
  • Bang voor bepaalde geluiden
  • Oren bedekken
  • Gefascineerd door bepaalde geluiden
  • Specifieke angsten
  • Speciale vaardigheden
© 2011 - 2024 Dria21, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Sensorische integratietherapie bij ADHDWat is sensorische integratietherapie? Voor wie is het bedoeld? En hoe kan een SI-therapeut een kind met ADHD helpen? Le…
Is mijn kind hooggevoelig of heeft het ADHD of ADD?Is mijn kind hooggevoelig of heeft het ADHD of ADD?Soms is het overduidelijk dat het kind hooggevoelig is. Soms is het voor de ouders en begeleiders een groot raadsel wat…
De diagnose ADHDADHD'ers zijn overal tegenwoordig, het lijkt een trend te zijn. Wat is er nou eigenlijk nodig voor de diagnose ADHD?
ADHD verzonnen?ADHD verzonnen?Gedragssymptomen die verband lijken te hebben met ADHD worden al sinds 1902 beschreven. Toch is het pas in 1990 met behu…

Formules in de psychologische en pedagogische diagnostiekEr zijn verschillende standpunten tegenover de vraag of formules nut hebben in de psychologische en pedagogische diagnos…
Biofeedback in de parapsychologieEr is altijd gedacht dat het psi-vermogen ongrijpbaar en oncontroleerbaar was. Met de medische biofeedback-techniek echt…
Bronnen en referenties
  • Boeken over PDD-NOS Behandeling Checklist “autisme”
Dria21 (4 artikelen)
Gepubliceerd: 12-02-2011
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Psychologie
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.