Visuele aandacht

Aandacht is al jarenlang een veelbesproken onderwerp in de psychologie. Dit artikel zal zich concentreren op visuele aandacht, en dan met name de vrijwillige visuele aandacht. Er zullen twee belangrijke, veelbesproken theorieën besproken worden en het zal eindigen me een korte beschrijving van de delen van de hersenen die betrokken zijn bij visuele aandacht.

Vrijwillige visuele aandacht

Visuele aandacht zorgt ervoor dat mensen informatie kunnen selecteren die belangrijk is voor hen en voor het gedrag dat zij uitvoeren (Munneke, 2008). Visuele aandacht kan verdekt en openlijk zijn. Verdekte visuele aandacht wil zeggen dat de ogen niet bewegen. Bij openlijke visuele aandacht bewegen de ogen wel (Moore, 2006).

Vrijwillige visuele aandacht wordt ook wel endogene aandacht genoemd. Dit wil zeggen dat de aandacht van binnenuit gestuurd word. Men wil ergens naar kijken en men kijkt hier dan ook naar.

Recent onderzoek heeft aangetoond dat bij vrijwillige aandacht top-down mechanismes betrokken zijn (Moore, 2006). Dit houdt in dat er vanuit de hersenen signalen worden gestuurd naar de rest van het lichaam. Dit in tegenstelling tot bottom-up, waarbij de hersenen signalen ontvangen. Dit is betrokken bij onvrijwillige aandachtsmechanismes. Dit is bijvoorbeeld het geval als je ogen “ergens naartoe worden getrokken” zonder dat jij dit uit jezelf doet. Onvrijwillige aandacht zal hier niet behandeld worden.

De Premotor theorie van aandacht

De premotor theorie van aandacht stelt dat er eenzelfde mechanisme is voor het programmeren van oogsaccades (oogbewegingen) en spatiële aandacht(Moore, 2006). Er is heel veel verdeeldheid over deze theorie. Onder andere Rizzolatti en zijn collega’s (1987) leverden bewijs voor deze theorie. Verschillende experimenten hadden aangetoond dat een observator sneller en meer accuraat is als een stimulus verschijnt waar men hem verwacht dan wanneer deze verschijnt op een onverwachte locatie. Zelf voerden zij ook een experiment uit om erachter te komen waarom deze reactie sneller is. Dit experiment voerden zij uit met 8 mannen, allen studenten aan dezelfde universiteit, allen rechtshandig en allen konden normaal zien. Ze moesten zich richten op een fixatiepunt en er verscheen een stimulus op één van de 12 mogelijke punten rondom dit punt. In sommige trials werden bepaalde punten gecued, wat wilde zeggen dat de kans dat de stimulus daar zou verschijnen groter was. In andere trials werd niets gecued. De reactietijden werden gemeten en met elkaar vergeleken. De conclusie was dat er inderdaad sneller werd gereageerd op stimuli die op te verwachten punten verschenen (Rizzolatti, 1987). Dit is een bewijs voor de premotortheorie omdat door de cues de saccade als het ware alvast geprogrammeerd werd en hierna de stimulus verscheen. Verschijnt de stimulus ergens anders en voert men toch de geprogrammeerde saccade uit, is de reactietijd dus langer omdat men hierna alsnog de stimulus moet zoeken.

Ook Hoffman en Subramaniam (1995) vonden dat stimuli gemakkelijker gedetecteerd werden als de stimuli verschenen op een plaats waar de proefpersonen hun ogen naar wilden bewegen. Ook hebben saccades die gemaakt worden naar een aandachtstrekkende stimulus een hogere accuratesse (Kowler, 1995).

De zoeklichttheorie van aandacht

Een andere theorie van visuele aandacht is de zoeklichttheorie van aandacht. De zoeklichttheorie van aandacht vergelijkt aandacht met een zoeklicht. Deze theorie is opgesteld door Posner en stelt dat aandacht als een zoeklicht door het perceptuele veld glijdt, en dat zo de aandacht op dingen gericht word (Munneke, 2008). Als deze theorie voor waar aangenomen wordt zijn er twee mogelijke gevolgen. Het eerste mogelijke gevolg is dat aandacht met een gelijke snelheid door het veld gaat. Het tweede mogelijke gevolg is dat aandacht in een gelijke tijd beweegt, ongeacht locatie. Als we aannemen dat er een constante snelheid is zou de reactietijd op een stimulus langzamer moeten worden als de stimulus zich verder van een fixatiepunt bevind. Nemen we daarentegen aan dat de tijd waarmee men reageert gelijk is, zullen we niet zo’n relatie tussen afstand en reactie vinden (Rizolatti, 1987). Er is gevonden dat aandacht de snelheid beïnvloedt waarmee wij onze ogen horizontaal en vertikaal bewegen. Als men weet waar hij de aandacht naartoe wil of moet richten, bijvoorbeeld door instructies van een proefleider, is de snelheid groter (Kohler, 2008)

Activatie in de primaire visuele cortex

Wat gebeurt er nu eigenlijk in de hersenen waarneer wij onze visuele aandacht ergens op richtten? fMRI onderzoek heeft het mogelijk gemaakt om dit gedetailleerd in kaart te brengen. Er is veel onderzoek naar deze gebieden gedaan, bijvoorbeeld door Munneke en zijn collega’s (2008). Ook zij vonden als resultaat dat de proefpersonen sneller reageerden als de locaties gecued waren, dan op stimuli op ongecuede plaatsen. Munneke en zijn collega’s voerden ook fMRI onderzoek uit om te zien hoe de hersenen reageerden en in welke delen van de hersenen de meeste activiteit was. Zij vonden bewijs voor Posner’s zoeklichttheorie en dat het richten van de spotlight in alle visuele gebieden van de hersenen voor activiteit zorgt. Ook hebben zij onderzocht hoe de hersenen reageerden op stimuli in dezelfde, dan wel de tegenovergestelde hemisfeer waar een cue verschenen was. Tussen de cue en de stimuli zat een bepaalde tijd, variërend in lengte. Ze vonden een effect waarbij de activatie in de hersenen hoger was als cue en stimulus in dezelfde hemisfeer verschenen, de piek van activatie lag iedere keer tussen de 6-8 seconden. Deze piek was ook te zien als er 6 tot 8 seconden tussen de cue en de stimulus in verschillende hemisferen waren, maar deze piek was lager, en daarmee was dus ook de activatie lager, dan bij dezelfde hemisfeer (Munneke, 2008).

Conclusie

Er zijn veel verschillende theorieën wat betreft aandacht en hoe wij onze aandacht op de dingen om ons heen richten. Voor veel van deze theorieën zijn ook bewijzen te vinden. fMRI heeft het mogelijk gemaakt dat er precies in kaart gebracht kan worden welke delen van de hersenen betrokken zijn bij visuele aandacht, en in welke mate.
© 2009 - 2024 Saskiab, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De X en Y theorie van McGregorMcGregor heeft twee theorieën beschreven. De zogenaamde X-en Y-theorie. De X-theorie gaat uit van het slechte van de men…
Mass Communicatie TheorieCommunicatie is één van de basis dingen die je op vroege leeftijd beheerst en ontwikkeld. Er zijn veel onderzoeken gedaa…
Leiderschap: Theorie X en theorie YDe manier waarop managers hun ondergeschikten zien verschilt van persoon tot persoon. Douglas McGregor deed hier onderzo…
Dyslexie en zijn dyslexietypenDyslexie wordt beschouwd als een specifieke leerstoornis of partieel leerdefect. Dit suggereert dat deze stoornis geïsol…

Depressie: Geen pessimisme, maar een gebrek aan optimismeOnze zintuigen worden voortdurend geprikkeld. Het tegelijkertijd verwerken van al deze informatie is nagenoeg onmogelijk…
STATIC-99: Inschatting recidive-risico seksuele delinquentenSTATIC-99: Inschatting recidive-risico seksuele delinquentenDe STATIC-99 is een actuarieel risicotaxatie-instrument teneinde het risico van seksueel gewelddadige recidive bij volwa…
Bronnen en referenties
  • Hoffman, E.J., & Subramiam, B. (1995). The role of visual attention in saccadic eye movements. Perception & Psychophysics, 57 (6), 787-795 Kohler, A., Haddad, L., Singer, W., & Muckli, L., (2006-7). Deciding what to see: The role of intention and attention in the perception of apparent motion Kowler, E., Anderson, E., Dosher, B., & Blaser, E. (1994). The role of attention in the programming of saccades. Vison Res., 35 (13), 1897-1916 Moore, T. (2006). The neurobiology of visual attention: finding sources. Current opinion in neurobiology, 16, 159-165 Munneke, J., Heslenfled, D.J., & Theeuwes, J. (2008). Directing attention to a location in space results in retinotopic activation in primary visual cortex. Rizzolatti, G., Riggio, L., Dascola, I., & Umilta, C., (1987), Reorienting attention across the horizontal and vertical meridians: evidence in favour of a premotor theory of attention. Neuropspychologia, 25 (1A), 31-40
Saskiab (3 artikelen)
Gepubliceerd: 27-01-2009
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Psychologie
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.