Faalangst, wat zijn de determinanten?

Er zijn verschillende factoren die kunnen bijdragen aan het tot stand komen van faalangst, determinanten worden deze factoren genoemd. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen persoonlijke determinanten, factoren die bij de persoon zelf liggen, en omgevingsdeterminanten, factoren die van buitenaf invloed kunnen hebben op de persoon. Waarom falen kinderen met faalangst? Verschillende theorieën en onderzoeken geven antwoord op deze vraag.

Persoonlijke determinanten

Er zijn verschillende theorieën waarom leerlingen met faalangst falen. Eén van die theorieën is de distraction theory. Deze theorie stelt dat het ervaren van druk (zoals angst, piekeren, enz.) leidt tot belasting van het werkgeheugen. Dit heeft vervolgens een negatieve invloed op prestatie bij cognitieve taken. Het werkgeheugen is betrokken bij het controleren en reguleren van actieve denkprocessen die gerelateerd zijn aan taakrelevante informatie.

Leerlingen met faalangst ervaren angst. Deze angst neemt werkgeheugencapaciteit in beslag die normaal gebruikt wordt om vaardigheden te leren en uit te voeren. Faalangst is een negatieve emotie die voornamelijk de capabiliteit van het werkgeheugen die beschikbaar is voor lezen en verbale informatie vermindert. Hoge werkbelasting door druk heeft ook invloed op de concentratie.

Een andere theorie is dat faalangst vaak beschreven wordt als een proces waarin cognitieve en affectief-fysiologische factoren elkaar versterken. Bij de cognitieve factor gaat het erom dat een leerling een aantal negatieve gedachten heeft over presenteren en de gevolgen daarvan, dit is de component piekeren. De affectief-fysiologische factoren zijn de negatieve gevoelens van angst, spanning en ongemak en de fysiologische verschijnselen als zweten, verhoogde hartslag en blozen, deze component wordt emotionaliteit genoemd. Deze twee componenten werken op elkaar in: door de negatieve gedachten ontstaat een gevoel van spanning en angst bij de leerling met als gevolg een versnelde hartslag en zweten. Deze fysiologische verschijnselen hebben ook een negatief effect, omdat het de aandacht van de leerling opeist. Leerlingen met faalangst zitten in een vicieuze cirkel: een faalangstervaring versterkt de eerdere faalangst, waardoor de kans op een volgend falen wordt vergroot.

Omgevingsdeterminanten

De omgeving van een leerling kan ook probleemgedrag in de hand werken. De omgeving kan op verschillende niveaus bekeken worden. Twee niveaus zijn de sociale en fysieke omgeving, deze zullen hieronder toegelicht worden.

Sociale omgeving

De sociale omgeving die invloed heeft op leerlingen met faalangst zijn voornamelijk leerkrachten, ouders, vrienden en klasgenoten. Door gedrag van een specifiek persoon (bijvoorbeeld de leerkracht) kan faalangst ontstaan bij een leerling. De manier waarop een leerkracht prestaties van leerlingen beoordeelt, speelt een belangrijke rol. Daarnaast is het gevoel van veiligheid in de klas en de manier waarop een leerkracht structuur aanbrengt in de lessen en toetsen een belangrijk aspect. De manier van feedback geven is ook belangrijk, deze kan op verschillende gebieden gegeven worden: taakgericht of persoonsgericht. Daarnaast kan feedback positief zijn of negatief. Leerlingen met faalangst zijn gevoelig voor kritiek. Leerlingen met faalangst hebben daarom vooral behoefte aan positieve taakgerichte feedback om vertrouwen op te bouwen.

Een competitieve sfeer onder klasgenoten zorgt voor meer druk om te presteren. Ook de thuissituatie kan invloed hebben op faalangst bij een kind. Wanneer ouders prestatiegericht zijn, hoge verwachtingen hebben van hun kind en het kind onder druk zetten om te presteren kan dit bij kinderen leiden tot faalangst. Een andere mogelijkheid is wanneer ouders zelf faalangst hebben. Kinderen kunnen hun ouders als model zien, waardoor de faalangst van het kind wordt versterkt.

Fysieke omgeving

De prestatiecontext speelt altijd een grote rol bij de mate van faalangst. De school is een situatie waarin prestaties geleverd en getoetst worden. De manier waarop er onderwijs wordt gegeven kan daarom een belangrijke factor zijn bij het ontstaan of het in stand houden van faalangst bij bepaalde leerlingen. Scholen zijn vaak gericht op cognitief leren en houden zich in mindere mate bezig met het motorische, sociale en emotionele vlak van leerlingen. Faalangst wordt ook vaak opgeroepen of versterkt door een bepaalde taaksituatie (bijvoorbeeld een bepaald vak) of een specifieke context (bijvoorbeeld een klaslokaal, of doodse stilte tijdens een toets).
© 2015 - 2024 Ilsewrites, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Faalangst bij kinderen herkennen & tips tegen faalangstFaalangst bij kinderen herkennen & tips tegen faalangstKinderen kunnen, soms al op zeer jonge leeftijd, faalangst hebben. Door negatieve gevoelens en gedachten zit een kind ni…
Faalangst in de praktijkFaalangst in de praktijkFaalangst is de angst of vrees om fouten te maken, en de angst voor mislukkelingen. Hoe ontstaat faalangst en hoe herken…
Wat is faalangst?Op de basisschool heeft op de twaalf kinderen last van faalangst. Faalangst is een angst, bij die angst ben je bang om t…
Faalangst, wat is het en wat zijn de gevolgen?Faalangst is de angst om te falen of te mislukken. Iemand is bang om fouten te maken of iets niet goed te doen in situat…

Door self-talk positiever in het leven staanDoor self-talk positiever in het leven staanNegatieve gedachten komen vaak terug omdat ‘negatieve’ neuronenpaden in de hersenen zo sterk zijn geworden dat ze automa…
OCS: Obsessieve-compulsieve stoornisOCS: Obsessieve-compulsieve stoornisEen dwangneurose, zoals een obsessieve-compulsieve stoornis vroeger genoemd werd, is een psychische aandoening die in he…
Bronnen en referenties
  • Calvo, M. G., & Carreiras, M. (1993). Selective influence of test axiety on reading processes. British Journal of Psychology, 84(3), 375-388.
  • Cohen de Lara-Kroon, N. & van Efferen-Wiersema, E. S. (2009). Faalangst. Psychosociale problemen, 53-69.
  • Depreeuw, E. (1995). De waarheid over faalangst. Faalangst: een stevige theorie voor een daadwerkelijke praktijk. Caleidoscoop, 7, 12-15.
  • Spielberger, C.D., & Vagg, P.R. (Eds.) (1995). Test anxiety: Theory, assessment and treatment.Washington DC: Taylor & Francis.
  • Markman, A. B., Maddox, W. T., & Worthy, D. A. (2006). Choking and excelling underpressure. Psychological Science 17(11), 944-948.
  • Nieuwenbroek, A., Ruigrok, J., & de Vries, J. (1996) Faalangst op school, Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
  • Veenman, M. V. J. (2004). Faalangst, een dobbelsteen met zes zijden. Tijdschrift Remediaal, 5, 1-9.
  • Wiltink, H. (2000). Ik kan het! Ik kan het! : faalangst overwinnen. Amersfoort: CPS.
Ilsewrites (8 artikelen)
Gepubliceerd: 23-09-2015
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Psychologie
Bronnen en referenties: 8
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.