Autisme en andere stoornissen

Soms komen stoornissen naast autisme ook een rol spelen, die lijken op de kenmerken van autisme (differentiaaldiagnose) of samen met autisme gediagnosticeerd worden (comorbiditeit). Een voorbeeld is autisme en een verstandelijke beperking. Welke stoornissen zijn dit en welke 'praktijktest' kun je doen om te zien of het om het autisme kan gaan?

Autisme en ...

Een verstandelijke beperking

Veel kinderen met een verstandelijke handicap vertonen ook achterstanden, net zoals kinderen met autisme. Echter past het bij deze kinderen bij hun algemeen ontwikkelingsniveau, terwijl bij kinderen met autisme dit juist niet het geval is. Een verstandelijke handicap komt veel voor bij kinderen met autisme. Bij elke 10 kinderen met autisme zijn er 3 met een normaal IQ, 3 met matige of geringe beperkingen en 4 zijn ernstig verstandelijk beperkt.

Taalstoornissen

De symptomen van een taalstoornis lijken ook deels op die van autisme. Er kunnen sociale en communicatieve problemen ontstaan. Echter zijn bij taalstoornissen de sociale problemen het gevolg van het taalprobleem en op gebied van communiceren proberen deze kinderen te compenseren met bijvoorbeeld gebaren. Dat doen kinderen met autisme niet.

Gedragsproblemen en/of stoornissen: ADHD

Als het kind geen mogelijkheid heeft om zich uit te drukken of de situatie niet onder controle heeft, komen gedragsstoornissen veel voor. Hieronder valt onder andere ADHD. Toch is er een groot verschil tussen autisme en ADHD. Iemand met autisme heeft afwijkend oogcontact en gebruikt in beperkte mate gebaren. ADHD en autisme kunnen wel beiden tegelijk aanwezig zijn bij een kind. Bij tenminste 1 op de 3 kinderen met autisme zou er ook sprake zijn van ADHD.

Autisme of laatbloeier?

Het ene kind leert vaardigheden sneller dan anderen. Zo ook met sociale vaardigheden. Echter, in tegenstelling tot autisme, is er bij laatbloeiers sprake van een vertraagde ontwikkeling in plaats van een afwijkende ontwikkeling. Tevens kunnen laatbloeiers de achterstand in veel gevallen de achterstand inhalen, terwijl een kind met autisme dat niet kan.

Autisme test: Sally-Anne taak

Een kindje met autisme heeft moeite om zich in te leven in anderen. Daarom is deze false belief test bedacht die de Sally-Anne taak wordt genoemd. Hierbij wordt een verhaal verteld dat als volgt gaat:
“Dit is Sally en ze heeft een mand. Dit is Anne en zij heeft een doos. Sally legt een knikker in haar mand en gaat daarna weg. Daarna neemt Anne de knikker uit de mand en legt die in de doos. Sally komt terug en wil haar knikker pakken. Waar zal ze de knikker zoeken?”

Kinderen met een normale ontwikkeling zullen vanaf een jaar of 4 antwoorden dat Sally zoekt in haar mand. Daar heeft ze de knikker immers als laatst gezien. Een kindje met autisme kan moeilijk zich inleven in de situatie van onwetendheid waarin Sally zich bevindt. Daarom zullen zij vaker aangeven dat de knikker in de doos ligt, want daar ligt de knikker nu immers.